Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Roadburn 2023 – 013 Tilburg – donderdag 20 april (dag 1)

“In eerste instantie dacht ik in al mijn onwetendheid dat dit een Zweedse singer-songwriter was, maar het bleek een Japanse band te zijn die grossierde in heavy psych gekte van de betere soort”

Dag één – alles is als vanouds en toch is alles anders.

Roadburn 2023, waar te beginnen? Misschien worden we echt oud, feit is in ieder geval dat we al sinds 2005 vaste bezoekers van het festival zijn en het hebben zien uitgroeien van een eendaags stonerevenement tot het unieke, niet in één woord te vangen, wereldwijd befaamde fenomeen. En misschien is het ook de ouderdom door te denken dat het vroeger beter was. Het is een reactie om om te gaan met verandering. Was het vroeger echt beter? Het was in ieder geval anders en op een bepaalde manier eenvoudiger. Er was één locatie met een dependance aan de overkant van de straat, lekker knus allemaal, nu is er 013 en het spoorcomplex met drie zalen en tal van hangplekken voor als je even geen zin hebt om voor een podium te staan. Maar vroeger was alles in ieder geval een stuk goedkoper en het festival heeft hier op allerlei manieren mee te maken. Bands hebben moeite met het organiseren van tours of gooien hun prijzen ook omhoog (In een speciale Q&A op zondag ging Mr. Roadburn Walter hier uitgebreid op in, zie het verslag van de zondag). Als gevolg daarvan heeft het festival zichzelf opnieuw moeten uitvinden en is Roadburn anno 2023 meer dan ooit een festival waar je de zwaardere muziek van de toekomst hoort. Een festival ook waar heavy niet automatisch een batterij zwaar versterkte gitaren hoeft te zijn en waar de niches centraal staan. Weinig publiekstrekkers, des te meer pareltjes die er op wachten ontdekt te worden.
2 mei 2023 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Bas Smith | Fotografie: Bas Smit, Jan-Simon Hoogschagen, Edwin Hoogschagen

Na de opstartrituelen (polsbandje ophalen, kluisje regelen voor de spulletjes, rondje langs de merchandise) was de eerste band al klaar. Bas had zijn planning beter op orde en stond wel om twee uur al naar Yrre te kijken. Nou, op tijd, op tijd? Call me fashionably late, maar de band liet goed horen waar Roadburn heden ten dage naartoe is geëvolueerd: post-everything. Of, om het iets te specificeren: een geluid dat het midden houdt tussen atmosferische black metal, post-rock, noise, sludge, post-hardcore en flarden noise en drone (alleen de folk, psychedelica en electronic music ontbraken). En dat in een gigantische darkroom, want The Terminal was pikkedonker. Terwijl ik heel voorzichtig naar voren schuifelde, om niet over andermans ledematen te struffelen en me onderwijl stond te verbazen over de behoorlijk volgepropte zaal, liet de Zwitserse vijfmansformatie hun filmische soundscape overtuigend uit de speakers loeien. Filmisch, want de band heeft een soundtrack opgenomen van Dave Eggers’ film ‘The Witch’. Geen idee of dat een goede film is, maar op basis van de soundtrack zou ik ‘em zeker willen zien. Daar zat trouwens ook meteen de kneep van het optreden: waarom lieten ze geen (flarden van de) film zien op de levensgrote backdropping? Die bleef nu akelig saai op zwart staan. Niks geen visuals, iets dat ik wel vaker opmerkte op Roadburn, net als de editie van vorig jaar. Wat eens een belangrijke smaaktoevoeging was op Roadburn – de fantastische visuals op het scherm tijdens optredens, eerder regel dan uitzondering – daar was het deze ook deze editie standaard een enkele gigantisch uitvergrote foto, of soms zelfs niet veel meer dan het bandlogo. Slechts een enkele keer werd de backdropping echt ten volle benut. Afijn, dit zorgde er ook voor dat mijn aandacht voor Yrre verslapte, want hoe overtuigend hun post-mengelmoes ook klonk, na een twintig minuutjes begon hun werk wat fragmentarisch over te komen: ik miste kop en staart. Het was duidelijk voor een film bedoeld. Aangezien die niet werd vertoond, boette hun sound in aan kracht. Dus ideaal voor een auditieve sneak preview van een kwartiertje, maar daarna snel weer doorhobbelen naar een volgende band.

Yrre

Dat had volgens mijn programmaboekje de Noorse paganfolk van Grift in de Next Stage (de kleine zaal van 013) moeten zijn, maar ik kon de verleiding niet weerstaan om eerst langs de standjes van platenlabels als Exile On Mainstream, Pelagic, Svart, Souther Lodge en Burning World te lopen: candystore!! Here, take my money, all of it! Ondertussen was zelfs de volgende band in de Next Stage al behoorlijk op weg, maar nadat ik een paar kilo vinyl in een kluisje had opgeborgen, wist ik me al ellebogend en met ingehouden buik en kwartslag gedraaid overdwars door het publiek me naar voren te wurmen bij Osi & The Jupiter. Nee, het geeft niet: ik had er ook nog nooit van gehoord. Net zoals 95% van het publiek zo’n 95% van de artiesten niet zal hebben gekend tot het moment dat Roadburn betreffende artiest heeft geboekt. Dat is nu juist de jeu en charme van dit festival: een duik in het onbekende. Deze keer geen Noorse paganfolk, maar Appalachen paganfolk (noordoosten van de Verenigde Staten). Aangezien de bekendste vertolker van Appalachense (is deze vervoeging wel correct?) folk Dave Eugene Edwards is (16 Horsepower, Wovenhand) en we die later op dit festival te zien krijgen, vermoed ik dat dit geen toeval is. Het deel dat ik meekreeg is in ieder geval prachtige, in diepe melancholie ondergedompelde folk middels akoestische gitaar en cello. Oh, vooral dat cello-geluid! Die gozer hoefde maar een keer met zijn strijkstok over zijn snaren te strijken en je kon me opvegen: wat een heerlijk geluid. De zang van de gitarist, Sean Deth, gaf extra cachet aan de mystiek sfeer die het duo neerzette. Fraaie, bijna verstilde muziek. Een mooie opwarmer/tegenhanger voor wat er daarna op de mainstage zal plaatsvinden.

Dat was namelijk Burst. Huh, wat? Burst? Maar die naam ken ik wel, zal je misschien denken. En áls je dat denkt, dan denk je wellicht ook: maar die post-hardcoreband bestaat toch al een jaar of vijftien niet meer? Dan heb je dat goed gedacht. Maar wellicht heb je ook vernomen dat hun oeuvre uit de noughties onlangs is heruitgebracht op vinyl. Dat bleek aanleiding van de band om weer shows te geven. Dat nieuws bereikte de burelen van Roadburn, et viola: Burst op mainstage @ Roadburn! Voor mij was dit de band die bij die 5% bekende bands hoorde. En hoe! Groot liefhebber van hun platen wachtte ik vol verwachting op hun show, nog denkend aan hun verpletterende show in, ik meen in Tivoli De Helling in het voorprogramma van een band die ik vergeten ben, ten tijde van ‘Prey Of Life’ zo’n twintig jaar geleden. Okay, okay: less talk, more rock! Zoals zanger Linus Jägerskog ook zei, terwijl hij de zoveelste grappige opmerking maakte: die man stond toch een portie te genieten op het podium, heel aanstekelijk en charismatisch. Maar hoe groot was de deceptie de eerste paar minuten van hun show. Djiezus, het klonk helemaal nergens naar. De zanger liep ook snel weer weg en liet de band achter met een geluid waar ik niet echt gelukkig van werd. Na een paar minuten kwam Linus weer terug het podium op en langzaam werden geluid en uitvoering opgepoetst en begon ik weer de glorie van weleer te horen, en te voelen. De nekspieren zwollen weer op. De band speelde hun amalgaam van posthardcore, proggy post-metal en metalcore op een hele vrije, losse manier. Het leek wel of er een scheut jazz in werd gevoegd. Ik was me daar op hun platen niet zo bewust van, maar het klonk verdomd lekker! Helaas brak halverwege de set een snaar van de gitarist, en dat duurde even voor het weer hersteld was. Dat haalde de vaart uit het optreden, ondanks de enthousiaste peptalks van de zanger. Bij de laatste nummers was de vibe en energie weer helemaal terug en sloot de band overtuigend af. Een optreden met twee gezichten derhalve, maar sowieso amazing om deze band weer gezien te kunnen hebben. En gezien het charisma en de humor van de zanger (“The next song we’re gonna play is from our latest album… [een paar seconde stilte] which is released fifteen years ago”) en het enthousiasme waarmee de band speelde, hoop ik dat ze vaker hun tweede jeugd laten zien.

Burst

De layout van de twee grote zalen in de oude spoorwerkplaatsen maakt dat het niet mogelijk is om bands tegelijkertijd in The Terminal en The Engine Room te programmeren. Aangezien de programmering in de meeste andere zalen volkomen parallel liep betekende dit dat er op de meeste tijdstippen drie bands tegelijk speelden en het zo goed als onmogelijk was om even van de ene zaal naar de andere te wippen om nog wat mee te pikken van wat er daar gebeurde. De afstanden zijn domweg te groot.

De eerste band in de kleinere van de twee “nieuwe” zalen was Norna, een trio dat een redelijk korte set met strak gespeelde post metal waarin weliswaar snufjes van andere stijlen terug te horen waren, maar vooral voor inspiratie leek te kijken naar landgenoten Cult of Luna. Dat is niet erg en het resultaat was vakkundig, alleen niet per se origineel. Het grootste probleem was het gebrek aan een eigen geluid. Wat de band deed was niet verkeerd en opgewarmd schoven we door naar de aangrenzende zaal, waar een van de bands waarover de verwachtingen hoog gespannen waren, zou spelen. Predatory Void is een Belgische superband, sort of, gebouwd rond een kern van Amenra en Oathbreaker leden. De show was een première van het net verschenen eerste album ‘Seven Keys to the Discomfort of Being’. De blikvanger van de band is zonder twijfel zangeres Lina, die met groot gemak overschakelt van lieflijk engelengezang naar een black metal-achtige scream waar je bang van wordt, zeker als je de wijd opengesperde ogen ziet die je venijnig aankijken. Ze wordt qua zang ondersteund door bassist Tim de Gieter (Amenra, Doodseskader) die over een grafgrunt blijkt te beschikken. De muziek, een mix van black, death en postmetal is in ieder geval meer dan de moeite waard en we hebben het gevoel – nu al – een van de hoogtepunten van het festival te zien.

Predatory Void

Na dit louterende spektakel gaan we op zoek naar de Hall of Fame. Vorig jaar was dit een tent, nu blijkt dit een keurig verbouwde en vernieuwde losse venue in het spoorcomplex te zijn geworden met een mooie, zij het vrij kleine zaal. In die zaal zijn Judasz & Nahimana al een tijdje bezig met hun ‘Récits d’outre-monde’. Het blijkt vrij makkelijk om naar voren door te lopen en naar de muziek luisterend blijkt al snel waarom. Dit is typisch van die muziek waar een groot deel van de metalcommunity die al jaren naar Roadburn komt van in een “vroeger was alles beter” stuip raakt. Vroeger was er in ieder geval geen ruimte voor experimentele folk met space drones en zang in een combinatie van Frans en Portugees. Judasz & Nahimana horen bij de entourage van Artists in Residence Sangre de Muérdago (waarover later meer), vandaar dat we zanger Pablo van die band ook even zijn opwachting zagen maken. Judasz & Nahimana zijn geen doorsnee folkband, ook geen volbloed avantgarde of spacerock. Het is het allemaal en ook weer niet. Het centrale thema van de band, het aanroepen van de doden, is ook niet bepaald doorsnee folk. Indrukwekkend is het in ieder geval en zangeres Priscila Da Costa weet met haar intonatie (onbewust) de link te leggen met allerlei collega’s zoals Shazzula van Wolvennest. Misschien is het alleen maar door de af en toe bijtende, declamerende uitspraak van het Frans, maar toch. Vooral de samenzang tussen haar en Pablo van Sangre de Muérdago is een mooi voorproefje van wat later op de dag nog zal komen.

Na de onvermijdelijke break voor een hapje eten doen we nog een vergeefse poging om Esben & The Witch te zien. Gezien de schier oneindige rij voor de kleine zaal van 013 waren we niet de enigen die deze band op hun dagmenu hadden gezet. Enigszins gedesillusioneerd geven we het op. Later op de avond horen we een eerstehands getuigenverslag van iemand met meer geduld en geluk. Het optreden van Esben & The Witch was rustig, het kabbelde een beetje voort en we hadden niet al te veel gemist. Een schrale troost.

Ook kabbelend en rustig was in de Hall Of Fame het optreden van Alison Cotton. Maar laat dat deze keer nu juist positief bedoeld zijn. De dame van een zekere leeftijd was, gewapend met viool en minimale elektronica en percussie, ontwapenend met haar zweverige, bijna middeleeuws aandoende en zeer Britse folk. Evenzogoed voegde ze er soms wat elektronica, galm en drone in, om de muziek niet al te oubollig over te doen laten komen, en wist ze daarmee de spanningsboog goed vast te houden: publiek stond muisstil gekluisterd aan haar voeten. Hoogtepunt was het volledig a capella gezongen ‘Violet May’, dat de hoogtijdagen van Sandy Denny en Trees uit de early seventies doet herleven. Wat een stem! Maar ook haar vioolwerk was net zo betoverend. Ze sloot af met een cover van Dorothy Carter (toch een Amerikaanse invloed in haar medieval ambient-folk). Een vroeg, verstild hoogtepuntje van Roadburn.

Alison Cotton

Over inclusiviteit gesproken: daaronder valt ook White Boy Scream. Het is echter een Black Girl Sing. Of iets genuanceerder: een Filipijnse jongedame genaamd Michaela Tobin die stemkunstenaar is. En tevens heel geprofileerd, geëngageerd, politiek bewust en wat dies meer zij. Daar kwam ik echter niet voor. Zoals gewoonlijk volledig onbekend met haar naam tót Roadburn haar had geboekt, maar na het beluisteren van haar album ‘Bakunawa’ werd ze meteen door mij (Bas) gekatapulteerd tot een van de absolute must-sees. Als groot bewonderaar van artiesten als Diamanda Galás, Meredith Monk en Tanya Tagaq (google maar!) was ik razend nieuwsgierig wat deze performance artist in de Next Stage allemaal met haar stembanden kan. En dat bleek veel, héél veel. Ze begon meteen met het titelstuk van haar laatste album, een twintig minuten durend werk dat begint met operazang en langzaamaan, middels diverse sound collages, semi-klassieke momenten met disruptieve dissonantie en fluisterende, hijgende, murmelende, declamerende, huilende en soms ook zowaar (prachtig) zingende passages, tot uiteindelijk een muur van beenharde noise die zelfs Merzbow doet beven en schudden, gelijk als je middenrif die via je slokdarm naar buiten trilde. Want het was volkomen zinloos je vingers in je oren te houden: je voelde alleen geluidstrillingen en deze waren net zo heftig met je vingers ín als úit je oren. Fenomenaal! Veel interactie was er tijdens haar drie kwartier durende optreden niet met het publiek, behoudens de gebruikelijke thank yous, maar de fascinatie voor haar geïmproviseerd aandoende, maar ongetwijfeld minutieus voorbereide performance was er niet minder om. Een zeer bijzonder optreden. 

White Boy Scream

Er staan veel zangeressen op deze editie van Roadburn. Dat was vorig jaar ook al zo, evenals de editie vóór corona, maar het lijken er iedere keer meer te worden. Misschien wel bijna net zoveel als zangers? Nee, we hebben er geen statistieken op losgelaten, maar ons hoor je niet klagen! Want ook dat heeft zijn uitwerking op de samenstelling van het publiek. In de jaren 00 kon je de dames in het publiek alleen met een lantaarntje vinden, nu zal het misschien wel 30 tot 40% procent van het publiek uitmaken? Ik kijk in dit opzicht met weinig weemoed terug op de masculiene samenstelling van metalfestivals in de jaren tachtig en negentig. Zo staat nu ook Julie Christmas op de mainstage. Dat had ze in 2018 al eens gedaan met Cult Of Luna, maar blijkbaar heeft haar naam door deze samenwerking zo’n vlucht genomen dat ze er nu onder haar eigen naam mag staan. Dat zal in ieder geval niet door haar vroegere cv zijn geweest, want Battle Of Mice en Made Out Of Babies zijn al jaren geleden opgedoekt. Ook haar soloplaat dateert al van 2010. Dus de aanleiding van haar boeking ontgaat mij een beetje, maar het optreden zeker niet. Damn, that dame can perform! Wat een dijk van een stem, wat een power en wat weet zij de aandacht naar zich toe te trekken. Niet in de laatste plaats door haar jurk die gevuld is met led-lampen en neonlichten, waardoor ze er eruitziet als een wandelende [en nu komt de flauwste grap van dit hele artikel die zelfs Beavis & Butthead niet zouden maken] kerstshow. Ook muzikaal wordt er stevig van leer getrokken, een mix van sludge, metalcore en alternative metal. Ik kreeg associatieve gevoelens met niet alleen een metalized versie van Björk, maar vooral met Tairrie B. (van o.a. Manhole en Tura Satana): ook al zo’n fuck-up powergirl, maar wel met hetzelfde euvel dat me na verloop van tijd bij Julie ook bekroop. Het is allemaal indrukwekkend van dik hout zaagt men planken, maar op een gegeven moment denk je ook: hé, is er ook nog niets anders? Compositorisch was het allemaal heel erg op elkaar gelijkend en beklijfde er hoegenaamd niks. Of dat nu een nummer was van haar soloplaat, werk van een van haar oude bandjes, of een van de twee nieuwe nummers die werden gespeeld (‘End/World’ en ‘Drinking’). Evenzogoed was het voor een half uur prachtig om te ervaren en is het een kwestie van op tijd te vertrekken voordat je bovengenoemde gedachtes krijg.

Julie Christmas

Vastbesloten om na Esben & The Witch niet nog een keer dezelfde fout te maken, stellen we ons ruim op tijd op voor de ingang van de Hall of Fame. Daar zal Sangre de Muérdago de eerste van in totaal drie shows doen en begonnen wordt met een integrale uitvoering van het nieuwe album ‘O Vento que lambe as miñas feridas’. Het is een ongebruikelijke opstelling, vier stoelen waarop van links naar rechts een klarinettist, een gitarist, een nyckelharpa speler (geen idee hoe je iemand die zo’n kruising tussen een viool en een draailier precies noemt) en een cellist zaten. Dit nieuwe album bleek een weerslag te zijn van de persoonlijke tegenslagen van de zanger, die geconfronteerd werd met een ernstige haarziekte. Het kostte in eerste instantie ook moeite om de man te herkennen die in 2018 grote indruk maakte in het Patronaat.

Er werd uitgebreid de tijd genomen om iedere song van context te voorzien. Dat nam misschien de vaart een beetje weg, maar het was toch al een soort van recital, dus dat maakte niet veel uit. Het was in ieder geval een emotionele achtbaan waarbij menig toeschouwer (h)erkenning zal hebben gevoeld. Het is niet verkeerd anders te zijn, al is dat soms niet makkelijk, dat was zo’n beetje de rode (of was het een roze?) draad en het wekt geen verbazing dat deze inclusieve boodschap in vruchtbare aarde viel bij het Roadburnpubliek (wat natuurlijk in dit geval al weer een nóg ruimdenkendere selectie was van de totale populatie op het festival). Zelfs de dansnummers gebaseerd op oude Galicische melodieën hadden een impact die rechtstreeks terugkwamen bij het motto van Roadburn: Redefining Heaviness.

Sangre de Muerdago

Het contrast met de volgende band op het menu had bijna niet groter kunnen zijn. Op het hoofdpodium stond een van de (weinige) grote namen van dit jaar: de Amerikaanse blackgaze helden van Deafheaven. Op het programma stond een integrale uitvoering van het doorbraakalbum Sunbather. Zanger George Clarke is een bijzonder persoon. Controversieel in zekere zin ook, want niet iedereen is even gecharmeerd van zijn podiumpresentatie, waarin de man zich een black metal versie van zowel Freddie Mercury (die met drie r-en), Mick Jagger en Hans Teeuwen toont. Clarke danst en paradeert over het podium op een manier die bepaald niet gebruikelijk is in het genre. De muziek – het zal bekend zijn – is een mix tussen gekende moderne black metal, een lawine van tremolo gitaar wall of noise en blastbeats en meer ingetogen passages waarin de beide gitaristen ineens best een aardig moppie semi-akoestisch blijken te kunnen pingelen. Het is – om de shoegaze referentie maar even aan te houden alsof je naar een black metal versie van de vroege Jesus & Mary Chain luistert: onder de dikke lagen noise gaan mooie melodieën schuil. Dat is denk ik de kracht van Deafheaven. Wat dit optreden op zijn zachtst gezegd vreemd maakte, waren de lange pauzes die opgevuld werden met intermezzo’s met wat samples en elementen die er op duidden dat niet alles live was. Zo was er tijdens een van de rustige gitaarsecties een derde gitaar te horen die een solo speelde, terwijl er op dat moment maar twee (slag-)gitaristen op het podium te zien en te horen waren. De keyboards, daar was geen twijfel over, kwamen uit een doosje en de microfoon van George Clarke was ook een wonder van techniek. Ik ben geen geluidstechnicus, maar het was bijzonder te zien hoe het voor de intensiteit en klank van de screams van Clarke niet uitmaakte of hij zijn microfoon 5, 20 of 50 centimeter van zijn mond hield. Zelf als hij de microfoon ter hoogte van zijn middel hield klonk hij exact hetzelfde. Weird!

Achteraf kijk je een koe in de kont, maar misschien hadden we niet tot het eind bij Deafheaven moeten blijven. Dan hadden we meer van Bo Ningen kunnen zien. In eerste instantie dacht ik in al mijn onwetendheid dat dit een Zweedse singer-songwriter was, maar het bleek een Japanse band te zijn die grossierde in heavy psych gekte van de betere soort. We kwamen binnen bij een extatische finale die gelukkig niet heel kort was, waarbij de tamelijke androgyne frontpersoon (het bleek achteraf een man te zijn, maar de twijfel was erg groot) van alles met een basgitaar deed, behalve er normaal op spelen, terwijl de band zorgde voor een stuwende onderlaag van dubbele gitaar en drums met af en toe wat sequencers voor de extra piepjes. Het was het soort optreden dat – daar gaan we weer – ons even terugvoerde naar langvervlogen tijden, gedenkwaardige shows van Boris, Earthless en Acid Mothers Temple, maar dan wel wat swingender en stuwender. Jammer dat we het grootste deel van deze show gemist hebben.

Bo Ningen

Na Bo Ningen was de conclusie dat dit een mooi besluit van de eerste dag was, ook omdat de rij voor de old school black metallers van Spirit Possession in de Hall Of Fame zo godallejezuslang was, dat alle zin om ze te zien daarmee wegvloeide. Door de manier waarop het programma in elkaar zat was er een gat van drie kwartier naar de volgende shows (van The Soft Moon, France en de bikkelharde tyfusherrie van Antichrist Siege Machine: we hoorde iemand zeggen dat dit optreden geweldig was, maar hem wel 30 IQ-punten heeft gekost), maar na wat napraten en nagenieten zat het er – voor ons in ieder geval – op. De conclusie was dat het een geslaagde dag was, een dag waarop we zagen dat er veel anders was dan andere jaren. Een dag ook waarop we geen echte uitschieters zagen, wel een aantal geslaagde tot zeer geslaagde shows.

Op naar dag twee.

Social media