Roadburn 2024 – 013 Tilburg – vrijdag 19 april 2024
“Ik heb na afloop reacties vernomen van mensen die het fantastisch vonden, maar ik weet niet of deze kwalificatie met of zonder geestverruimende middelen is gegeven”
Door de jaren heen is er veel veranderd bij het Roadburn festival. Van de zeer zichtbare aandachtsverlegging richting inclusiviteit en zelfs genderfluïditeit tot een duidelijk andere programmering dan pakweg tien jaar geleden, er is volop ontwikkeling. Wat ook opvalt is dat Roadburn dit jaar zich meer en meer in het eigen reservaat lijkt terug te trekken: buiten de twee festivallocaties zou je als gemiddelde Tilburgenaar makkelijk kunnen denken dat het een weekend is als alle andere, wat in het verleden echt anders was. Misschien dat daarom het Offroad programma een steeds grotere rol speelt. In ieder geval zorgt het ervoor dat wij op de tweede dag van het festival af en toe bewust buiten de poorten van Roadburn gluren. Maar het is geen noodzaak. Het programma is ook op de vrijdag overvol en betekent, zoals altijd dat er af en toe harde keuzes gemaakt moeten worden. Gelukkig kunnen we als Arrows Lord of Metal delegatie de aandacht verdelen, maar zelfs dan missen we nog veel…
6 mei 2024 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Bas Smith | Fotografie: Bas Smit, Edwin Hoogschagen
Daar waar het op donderdag nog meeviel met het weer, was het op vrijdag huilen met de pet op. Regen dus. Gelukkig hoeven we niet veel buiten te zijn en redelijk uitgeslapen treden we aan voor dag twee die begint met Ragana & Drowse. Twee acts die op zaterdag nog apart van elkaar zullen spelen maar voor de gelegenheid de krachten gebundeld hebben. Verwacht geen overbevolkt podium, de twee acts tezamen tellen twee dames en een heer.
De dames (Ragana) wisselen geregeld van instrument, dan mag de een drummen en de ander gitaar spelen en omgekeerd. Kyle Bates (Drowse) speelt ook gitaar en bedient wat elektronica. Samen brengen ze een ode aan de Pacific North West, de regio waar deze Amerikanen vandaan komen. ‘The Ash from Mount Saint Helens’ is een afwisselende maar vrij korte show waarin shoegaze, indie en black metal naadloos in elkaar overgaan. Wat technisch ongemak daargelaten is het een aardig optreden dat na een paar heftige uitbarstingen klein en breekbaar wordt afgesloten. De gelegenheidsband is duidelijk tevreden, gezien de groepsknuffel na de show.
Onderwijl is op een ander podium Fluisteraars al aan hun optreden begonnen. Dat is vrij bijzonder te noemen, want deze Nederlandstalige atmosferische blackmetalband uit Bennekom bestaat al vijftien jaar, heeft inmiddels vijf behoorlijk goed ontvangen studioalbums uitgebracht, maar heeft in zijn bestaan welgeteld één keer eerder opgetreden. In IJsland nota bene. Het wordt nog curieuzer en origineler, want dit tweede optreden in hun bestaan bestaat uit een integrale uitvoering van hun nieuwe album ‘Manifestaties van de Ontworteling’. Nu zijn integrale albumpresentaties inmiddels schering en inslag op Roadburn, maar dit is wel even andere koek. Niks geen black metal meer, maar drones en ambient. En dan ook nog eens van de meest minimale soort. De band heeft het podium prachtig aangekleed met sfeervolle verlichting en XXL-imitaties van reel-to-reel bandrecorders. Daarbij werken ze met allerhande analoge elektronica, waaronder Philips oscillators uit 1958 en een B*RT VCS3-clone, welke eens eigendom was van Simeon ten Holt en in bruikleen is van het Simeon ten Holt Foundation. Mocht deze naam je niks zeggen: Ten Holt is vooral bekend van het ‘Canto Ostinato’, een van de bekendste en beroemdste werken uit de minimal music (waar ik nota bene vorig jaar nog een vocale versie van heb gezien in de Dominicuskerk in Amsterdam, maar nu dwaal ik wel erg ver af). Dat dwalen is echter niet zo vreemd, want hoe enorm gruwelijk cool dit gegeven ook is, de band doet er bar weinig mee. Alsof ze de apparatuur voor het eerst zien, een toon uitproberen en deze zo lang mogelijk aanhouden. Er gebeurt hoegenaamd niks: het zijn stilstaande, dronelozes drones. ‘n Deel van het optreden staan de drie mannen ook nog eens met hun ruggen naar het publiek gekeerd en als je dan alleen maar een soort Testbeeld-geluid hoort, dan zorgt de groeiende onvrede in mijn lijf voor meer spektakel dan de statische toestand op het podium. Ik heb na afloop reacties vernomen van mensen die het fantastisch vonden, maar ik weet niet of deze kwalificatie met of zonder geestverruimende middelen is gegeven. Na vijftien jaar doet Fluisteraars in ieder geval eindelijk hun bandnaam eer aan. Toch hoop ik stellig dat ze met het tweede optreden, op zondag, weer de Schreeuwlelijkerds zijn.
Op het hoofdpodium wordt alles in gereed gebracht voor het eerste speciaal voor Roadburn
2024 gemaakte stuk. Mat McNerney van Hexvessel heeft een gelegenheidsband samengesteld om ‘Music for Gloaming: A Nocturne by the Hexvessel Folk Assembly’ te brengen. Het was Hexvessel en ook weer niet helemaal. Met een uitgebreide bezetting wordt een vervolg (of is het een uitbreiding) van ‘Polar Veil’ gebracht. Prominent aanwezig zijn blikvangster annex zangeres Saara-Maija Nevalainen, ook bekend als Saara Šamane en P.A. Kiiskilä (gitarist bij onder andere het aan Hexvessel via Mat McNerney gerelateerde Grave Pleasures). Bewust geschreven als een mix van McNerneys invloeden, van gothic metal à la Type o Negative, folk black metal en avant-garde black zoals Dødheimsgard tot klassieke muziek is Hexvessels Nocturne een intrigerend stuk. Soms wat topzwaar in de zin van te veel tegelijk en of de viool echt af en toe zo moet klinken, daar zijn kenners voor, maar als geheel een avontuurlijke reis door de buitenwijken (of liever gezegd buitenste wouden) van de black metal. Als tegen het eind Vicotnik, de voorman van Dødheimsgard, als een grote smurf opduikt, is het feest compleet. Dit is Roadburn op zijn best, een artiest die uitgedaagd wordt zijn comfort zone te verlaten en nieuwe richtingen te zoeken.
Na wat nagenieten en napraten lopen we gedrieën door naar de aangrenzende kleine zaal waar het niet al te druk is. Ook dat is Roadburn, Mia Prce, een mevrouw uit Antwerpen (en nee, haar achternaam is geen tikfout: ze heeft Joegoslavische roots) staat moederziel alleen op het podium achter een Roland keyboard en weeft geluidstapijten die op zich best vermakelijk zijn. In de lift. Of als Klaus Schulze je te heftig is. We besluiten niet te wachten op het einde van Miaux en keren terug op onze schreden. Later vernemen we dat zelfs Miaux zelf het einde van haar set niet haalt en een kwartier eerder stopt. Mogelijk om het moment voor te zijn dat ze de zaal daadwerkelijk helemaal leeg pingelpongelt.
Terug in de grote zaal zijn we getuige van de opbouw voor de volgende bijzondere happening. Blood Incantation, vooral bekend als technische death metal band, zal het compleet niet death metal album Timewave Zero in zijn totaliteit spelen. Voor wie het niet kent, Timewave Zero is een ambient album gespeeld op vintage Moogs en ander synthesizer speelgoed en daarom wordt het podium omgetoverd tot een muzikaal laboratorium met vier “werkplekken” vol toetsenborden. Iemand heeft nog snel de plaatselijke Action leeggeplunderd en het podium volgeplempt met zoutlampen. Heel new age allemaal. De muziek is dat ook, lang aangehouden drones van aanzwellend gebrom waarin na lange tijd iets van een aanzet tot een melodie te ontwaren is. Dit is voor de volhouders en voor wie in lotushouding even helemaal onthecht wil raken. Misschien dat daarom ook een sitar klaarligt. Of die gebruikt is zullen wij niet weten, want na een klein half uur contemplatie is de behoefte groot aan actie. Wegwezen dus.
Actie is er volop in The Engine Room. Het contrast kan haast niet groter zijn na achtereenvolgens Miaux en Blood Incantation: Deaf Club is ziedende, vlijmscherpe en razendsnelle hardcore punk aangedreven door een niet versagende blastbeat. Voorman Justin Pearson stuitert over het podium als een ADHD-er en is dankzij een erg lang microfoonsnoer ook regelmatig midden in de zaal te vinden. Er wordt aarzelend gecrowdsurfd en zo is Deaf Club precies wat nodig was. Van bijna stilstand naar bijna lichtsnelheid.
Terwijl Jan-Simon en Edwin na twee kwartsetjes aan drones al schreeuwende behoefte hebben aan stevige beukwerkcompensatie, heb ik daar natuurlijk veel meer recht op. Ik had middels Fluisteraars, Poesje Miauw en een veel langer uithoudingsvermogen bij Blood Incantation al veel meer muzak voor mijn kiezen gehad. Toen precies halverwege de set van Blood Incantation zelfs de vogeltjes gingen fluiten, vond ik dat het signaal om naar buiten te gaan: om échte vogels te horen fluiten. Alleen laten die zich vanwege het snertweer natuurlijk niet horen. Echter, ik kies niet voor het beukwerk van Deaf Club, maar wandel naar de Hall Of Fame voor de mij totaal onbekende Lucy Kruger & The Lost Boys uit Berlijn. ’t Blijkt wederom geen metal, noch hardcore of andere vormen van muzikaal geweld. Wat dan wel? Nou, misschien wel dé verrassing van het festival. Zelden zo’n charismatische en aandacht opeisende vrouw op het podium gezien als Lucy. Met haar priemende blik naar het publiek, alsof ze iedereen persoonlijk aankijkt en met dwingende ogen jou gebiedt naar haar te luisteren, en haar theatrale manier van performen (van sensueel verleidelijk via aanstekelijk dansend tot ongrijpbaar enigmatisch) straalt ze een onweerstaanbaar charisma uit. Zeldzaam zelfverzekerd zingt, declameert, praatzingt, fluistert, prevelt en schreeuwt ze haar persoonlijke teksten, opdat ze zeker weet dat wij, het publiek, elke zin, elk woord, echt elke letter tot ons nemen. Haar Lost Boys zijn trouwens overwegend girls: alleen de drummer is een man, en ik lees naderhand dat de mannelijke bassist ook pas sinds kort de bassiste heeft vervangen). Voor het onderscheidende, eigenzinnige geluid is vooral ook de violiste en een van de twee gitaristen aansprakelijk, waarbij die laatste met haar experimentele, noisy geluiden een flinke scheut Sonic Youth aan de gloomy, dreamy, arty, soms psychedelische, maar veelal alternative en/of indierock voegt. Een waslijst met hokjes derhalve, maar Lucy is dan ook lastig te pinpointen. Een singer-songwriter met smoel en een bite. Namen als Patti Smith, PJ Harvey en Kim Gordon schieten door mijn hoofd, maar dan dan nog doe ik Lucy hiermee te kort, simpelweg door haar te vergelijken met deze oudgediende grootheden. Zij is een klasse op zichzelf. Goddomme, wat een goeie show en een fijne verrassing. Een onverwacht Roadburnhoogtepunt.
En we stappen meteen door naar het volgende hoogtepunt en dat zal door meer mensen worden beaamd, want in een volgepakte grote zaal wordt iedereen te pletter gespeeld door een werkelijk fantastisch optreden van ons eigen Dool. De band rondom Raven van Dorst heeft al eerder op Roadburn gestaan – gek genoeg destijds gemist – maar wat ze hier laten zien en horen is van internationale klasse. Ze spelen deze avond de kakelverse nieuwe plaat ‘The Shape Of Fluidity’ integraal: precies vandaag uitgekomen en al voor het optreden bij de merchandise is de LP uitverkocht. Lag met name het debuutalbum stilistisch nog enigszins in het verlengde van The Devil’s Blood, al dan niet vanwege de overstap van twee bandleden naar Dool en klonk ‘Summerland’ vooral als een (redelijk geslaagde) zoektocht naar een eigen geluid, op dit nieuwe album blijken de overeenkomsten met TDB kleiner dan ooit. Een definitief nieuw geluid lijkt tot volle wasdom te zijn ontwikkeld. Als de band inzet met het openingsnummer ‘Venus In Flames’: nondeju, wat een sound, wat een gitaren, wat een riffs! Met een machtig, oppermachtig geluid klinken de nieuwe nummers, stevig gedoopt in een sausje van 80s gothic/wave meets 10s postmetal, overdonderend indrukwekkend. Ravens stem klinkt als een klok en als zij hun gitaar ook omhangt zijn de driedubbele gitaarpartijen een genot om naar te luisteren. Ik vond de twee vorige albums best lekker, maar dit is next level Dool. Het decor is erg sober: er staat alleen een stellage met grijze lakens waar vanachter wat lampen af en toe doorheen schijnen en/of of lampen op worden geprojecteerd. Simpel doch doeltreffend. Heb ik iets te mauwen over het optreden? Afgezien dat het met vijftig minuten te kort was, eigenlijk niet. Dool wordt ons nieuwe exportsucces, wat ik je brom. En als de NPO dan toch wordt opgeheven, god verhoede, dan zal Raven hun kostje wel met hun band bij elkaar kunnen verdienen. En dat klinkt na dit verbluffend krachtige optreden als een schot voor open dool.
Nu de vaart er goed in zit is het een kleine stap naar King Yosef. Nog zo’n Amerikaanse act die de botte bijl met groot gemak hanteert en aantoont dat hardcore punk niet per se uit een klassieke bandopstelling van drums, bas en gitaar hoeft te komen. Het grootste deel van de tijd is een drumstel, een laptop met wat sequencers en ander elektronisch spul en niet te vergeten zanger Tayves Yosef Pelletier (die eigenlijk in zijn eentje King Yosef is) genoeg om de zaal in vuur en vlam te zetten. Alle ruimte wordt – heel begrijpelijk – gegeven voor een stel fanatieke slamdancers die met hun mix van gabber-hakken en kung fu fighting de agressie van King Yosef passend weten te vertalen. King Yosef heeft ook wat rustigere nummers op het repertoire zodat men in de pit even op adem kan komen, totdat het weer vol gas gaat. De boosheid, gericht op de wereld, de samenleving, de ander, is voelbaar en hoorbaar en brengt de industriële noise punk slash techno tot leven. Een verrassend goed optreden.
Al was ik niet aanwezig bij King Yosef, toch denk ik dat de moshpit, twee keer startend met een wall of death, bij de Angry Blackmen in the Engine Room een stuk groter is. De Angry Blackmen, twee rappers uit Chicago, weten het publiek in vervoering te brengen met hun felle rap battles en rhymes. Het enige dat ze hiervoor met zich meenemen is een laptop, hun stevige lijven en een verdomd goed gevoel voor humor en interactie met het publiek. Thuis luisterend deed me de band niet zo veel, maar bij dit optreden word ik helemaal meegenomen in hun felle, industriële, noisy hardcore hiphop. Menigmaal moeten wij meezwaaien en woorden scanderen, en al waren de woorden en korte zinnen soms erg obligaat: het publiek wordt op een humoreske manier opgehitst zodat we allemaal met een grote grijns ‘black!’ schreeuwen als de rappers ons ‘angry’ toeschreeuwen. “Yeah, we know that you guys are at least 90% white’, aldus een van de rappers met een sardonische grijns en vervolgens een goedkeurend knikje geeft als hij ziet dat het publiek driftig ‘black!’ brult. Wat de vaart uit de show haalt is dat de heren tussen de nummers door bij de laptop gaan staan en dan met elkaar gaan klessebessen wat ze gaan doen. Het komt heel geïmproviseerd en onvoorbereid over, maar ook daarom wel weer amusant en authentiek. Nu heb ik nog weinig metal gehoord vandaag, maar zelfs vergeleken met de voorgaande dagen heb ik het publiek nog niet zo actief bezig gezien. Eindelijk de voetjes van de vloer, een beetje rondspringen, wat moshpits en door de heren Blackmen worden ook twee walls of death geregeld en op het laatst duikt een van de twee ook in het publiek en trekt die ander zijn shirt uit (dat laatste had qua prettig uitzicht nu niet per se gehoeven). Als ik van die eerste wall of death, waar ik midden in sta, een filmpje maak en later doorstuur naar mijn oudste zoon (18), om hem te laten zien dat zijn ouwe vader nog niet helemaal een ouwe lul is, krijg ik als reactie een appje met de tekst: “Haha, allemaal oude 60ers die een jaar lang energie hebben gespaard om nu als konijntjes door een groep heen te huppelen”. Mijn zoon heeft wel gevoel voor humor, het snertjoch. 😀
Over verrassingen gesproken. Op Roadburn is het opletten geblazen. Af en toe loopt iemand rond met posters die worden opgeplakt met daarop niet eerder aangekondigde “secret shows”. De goede opletter had al gemerkt dat er een merkwaardig gat in de programmering voor de Hall of Fame zat en dat gat wordt nu opgevuld met een verrassingsshow van Inter Arma. We zijn op tijd en zien Inter Arma een greep doen uit de backcatalogue. Rustig beginnend met ‘The Long Road Home’ is het een showcase van de veelzijdigheid van de band. Van bijna progrock naar pure death metal, maar met een theremin en met een lange drumsolo. Na ‘The Summer Drones’ is het afgelopen. Het is mooi om een dergelijke band in zo’n kleine zaal te kunnen zien.
De logistieke voorbereidingen van het Belgische duo Pruillip zijn indrukwekkend. Zelden zoveel effectpedalen en knopjes bij elkaar gezien. Als de dame en heer uiteindelijk aftrappen blijkt het muzikaal niet reuze bijzonder te zijn. De effecten worden gebruikt om een groots, van fuzz en distortion strak staand gitaargeluid te creëren, het is niet als dat andere man-vrouw/gitaar-drums duo The White Stripes en al doet de positionering van het drumstel iets dergelijks vermoeden, Brutus is het ook niet. Als er al referentiepunten zijn dan komt Ufomammut eerder bovendrijven. De moddervette riffs vliegen in het rond, maar om de een of andere reden komt het niet aan. Misschien is het doordat je naast het gereedschap ook moet beschikken over genoeg ideeën voor goede songs. In één ding is Pruillip wel geslaagd. De prijs voor de beste bandnaam van de dag is verdiend.
Het is wonderlijk dat een van de betere optredens van de vrijdag buiten het Roadburnterrein plaatsvindt. Er is een compleet circus aan randactiviteiten opgetuigd dit jaar, onder de titel Offroad en bij de Loc Brewery, iets voorbij de Hall of Fame, speelt een oude bekende: Gomer Pyle. Deze band was al eens te zien op Roadburn, maar liefst 15 jaar geleden. Toen nog in een andere bezetting waarvan alleen de beide gitaristen zijn overgebleven. Ergens tussen de tap en het terras is de band gepropt en ze spelen een mix van oud materiaal van het prijsalbum Idiots Savants en nieuwere songs. Daarbij is overduidelijk te merken dat Idiots Savants als een op eikenhouten vaten gerijpte quadrupel misschien oud is, maar nog steeds goed smaakt. Iets dat minder geldt voor het nieuwere werk dat een beetje het ene oor in en het andere weer uit gaat.
Het regent weer als we terug naar 013 wandelen waar we nog een staartje van de Noorse weirdo’s Tusmørke meepikken. Tusmørke is de muzikale versie van het oranje-bruine behang met grote cirkels en ovalen. De meesten vinden het spuuglelijke jaren zeventig oubolligheid, anderen roemen de vintage kwaliteit. Het is in ieder geval bijzonder en niet helemaal van deze tijd. Bijzonder proggy ook wat de band onder leiding van een in een Gandalf outfit gestoken toetsenist annex fluitist (hoe jaren zeventig wil je het hebben?) brengt. Voortgestuwd door een ritmesectie die van geen ophouden weet en door blijft jammen, ook als de vooraf afgesproken tijd allang verstreken is en de stagemanager alle stadia van paniek doormaakt, is dit iets voor de liefhebbers. Ik vind het best grappig, maar merk dat ik alleen sta in mijn waardering voor deze Noren.
Hier volgt dan mijn antwoord op de gister door Jan-Simon gestelde vraag wat hiphopacts op Roadburn te zoeken hebben. Nadat het publiek zich bij de Angry Blackmen eindelijk als “echte metalheads” gingen gedragen qua lichamelijke activiteiten, daar gebeurt dat ook bij het tweede optreden van clipping. Ik ben niet zo thuis in de hiphop en pik af en toe eens wat op. Alsof de duvel ermee speelt, zijn dat vaak artiesten die niet veel later ook op Roadburn spelen: was dat eerst al met Dälek in 2017, daarna gebeurde dat ook met Backxwash en nu clipping.: een band die ik in 2022 graag op Le Guess Who had willen zien, maar het kwam er toen niet van. Het is niet de smaak van iedere Roadburner, maar wel van veel, getuige de behoorlijk volgeprakte Terminal, waar de drie mannen van clipping. een uur lang bewijzen een zaal vol Roadburners mee te kunnen laten springen op de soms werkelijk angstaanjagend hypersnelle raps van Daveed Diggs. Die man rapt sneller dan zijn eigen schaduw. Hij zal binnen dit uur zo’n drie encyclopedieën en zeven woordenboeken hebben gerapt, gesproken, gezongen en gepoetry slammed. Eminem is funeral doomrap vergeleken met hem. Wat zeg je, Jan-Simon? Of hij ook veilingmeester is? Ik zie zeker carrièremogelijkheden. Net als je denkt: het kan niet sneller, dan blijkt hij ook nog eens een zevende versnelling te hebben. En nóg hoor je hem duidelijk articuleren en blijft zijn dictie een soort van verstaanbaar en te volgen. Daarbij behoudt hij een flow en een ritme, waardoor hij niet alleen maar een eendimensionale snelheidsmaniak is. De twee mannen achter de tafels met laptops zorgen voor vreemdsoortige beats, harsh noise en sound collage: zeker niet standaard makkelijke beats in vierkwartmaatjes, zodat ook de experimentele muziek onderhoudend blijft. Net op het moment dat je denkt: okay, nu weten we het recept wel een beetje, nu graag wat anders… en dan komt er ook wat anders. Of beter gezegd: er komt íémand anders. Aan de elektrische piano neemt een zwarte vrouw getooid met een dikke, roze mohawk plaats. Ze wordt aangekondigd als Sharon Udoh (artiestennaam: Counterfeit Madison). Blijkbaar is ze bij het publiek al behoorlijk ingeburgerd, want ze krijgt een applaus alsof ze de reïncarnatie van Aretha Franklin is. Want we krijgen een soulvolle pianoballad dat wel erg aanschurkt tegen de sfeer van gospel. Jawel, gospel! Dat hebben we volgens mij nog niet eerder gehad op Roadburn. Nou ja, Zeal & Ardor misschien, als je spirituals ook onder de gospel mag rekenen. Na haar solospot blijft ze onderdeel van het optreden, al neemt rapmitrailleur Daveed de leiding weer over. Het laatste kwartier besluit ik voor lief te nemen, want in de Grote Zaal staat Royal Thunder op punt van beginnen en hun optreden van gisteren smaakte naar meer, veel meer. Maar ook de hiphop van clipping. smaakte naar meer, veel meer. Volgend jaar misschien Death Grips op Roadburn?
Dan maar naar de grote zaal die wonderlijk leeg is terwijl Royal Thunder al bijna zover is. Zou het komen doordat Agriculture een (niet zo) geheime show in de skate hal zou geven? De rij daarvoor was in ieder geval al erg lang op het moment dat wij er – een half uur van te voren – langsliepen. In ieder geval is er voldoende ruimte om de voeten rust te geven en het gezelschap uit Atlanta, voor de gelegenheid uitgebreid tot een kwartet, het nieuwe album Rebuilding the Mountain te horen spelen. Het is fijne muziek voor de late vrijdagavond, al zijn de meningen verdeeld over de inbreng van de toegevoegde toetsenist. Het is in ieder geval geen muziek die hard binnenkomt, meer iets voor op de achtergrond om even bij te komen van een lange dag. De dag is overigens nog niet voorbij. In de kleine zaal is het wél druk. Alber Jupiter is een Frans duo (spreek de bandnaam dus ook op zijn Frans uit: Albèr Sjuupitèr) dat op basis van drums, bas en loops een soort van kosmische muziek te horen brengt. Het is soms een raadsel wat de bassist live speelt, wat hij eerder heeft ingespeeld en nu herhaalt dan wel uit een doosje haalt. Het blijft in ieder geval swingend en stuwend tot het bittere einde. In de beperking is Alber Jupiter wel een meester. Dit optreden is een passend besluit van een zeer gevarieerde dag die eens te meer heeft bewezen dat Roadburn het stadium gitaarmuziek en metal ver voorbij is.
Social media