Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Roadburn 2023 – 013 Tilburg – zaterdag 22 april (dag 3)

“een ggggristelijk elementje op Roadburn? Het moet goddomme niet gekker worden!”
Dag drie – Waarom?
Waarom zijn er zoveel goede bands
En spelen ze allemaal tegelijk?
Waarom?
We hebben de zalen
We hebben de tijd
Waarom?
Waarom?
Waarom hoor je soms alleen maar Bas?
En soms alleen maar drums?
Waarom?
We hebben de middelen
We hebben de technici
Waarom?
Waarom?
Waarom?
Zaterdag was de dag van Chat Pile. Eigenlijk was vrijdag ook al de dag van Chat Pile, maar het geheime optreden van de band was zo geheim dat bijna niemand ervan op de hoogte was, laat staan het gezien heeft. In ieder geval heeft Chat Pile, het sympathieke viertal uit Oklahoma City, ervoor gezorgd dat de Thou grappen (“waar is het volgende geheime Thou optreden?”) van het afgelopen jaar voltooid verleden tijd zijn. Nu is de vraag vooral en continu: waarom?
2 mei 2023 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Bas Smith | Fotografie: Bas Smit, Jan-Simon Hoogschagen, Edwin Hoogschagen

Toen we aankwamen voor de derde dag begon het net een beetje te regenen. Het stelde niet veel voor en al dachten we dat we op tijd waren, het bleek dat we veel te laat waren om Pupil Slicer te zien. Het is onduidelijk of het kwam doordat ze de eerste band van de dag waren of omdat het een niet te missen show was, de rij voor de Engine Room was in ieder geval onvoorstelbaar lang. Zo lang dat het zinloos was achteraan te sluiten. Ons afvragend wat hier aan de hand was, begonnen we maar vast met het in de rij staan voor de aangrenzende Terminal, waar ruim drie kwartier later KEN Mode zou spelen. Tijdens het wachten in de nog vrij lege zaal bleek het optreden van Pupil Slicer luid en duidelijk te horen. De beide zalen worden tenslotte slechts door een groot gordijn van elkaar gescheiden. Het was vooral heel LUID, de luidheid ging wel heel erg ten koste van de duidelijkheid. Wel hoorden we dat het heel snel was. Zonder de focus van een voor je neus hardwerkende band werd het al snel een onduidelijke geluidsbrij die nogal opdringerig op de achtergrond aanwezig was.

Voor de derde keer in drie dagen trad Sangre de Muérdago aan. Nóg een concert en ik kan de naam foutloos schrijven zonder te spieken. Was het optreden op de vrijdag met gastmusici behoorlijk avantgarde van sfeer, vandaag was het een en al traditionele, (grotendeels) instrumentale folk. Het soort folk waarvan ik denk: ik heb thuis een 12 lp’s tellende box met de geschiedenis van folkloremuziek uit Andalusië en het zou me niks verbazen als ik hier een staalkaart hoor uit de streek Galicië. Best aardig om naar te luisteren en op de beste momenten ook wel rechtervoetmeetapbaar, maar om nu te zeggen dat we hier naar wereldschokkende muziek luisteren? Mwoah… Een heel verschil met hun vrijdagoptreden derhalve.

Zeven jaar na hun eerste optreden op Roadburn was KEN Mode terug. Of we destijds dat optreden hebben gezien, geen idee. Waarschijnlijk niet of er is niets van blijven hangen. Veel mensen denken dat Canadezen vriendelijke, beleefde mensen zijn. Die mensen hebben duidelijk KEN Mode nog niet gezien. KEN Mode staat voor Kill Everything Now Mode en dat geeft al een beetje aan hoe de drie mannen en een dame erin staan. Dit is intense, heftige shit en als de zanger je met wijdopengesperde ogen aanstaart en naar je wijst terwijl hij je toebijt ‘I’d like to congratulate you’, dan heb je al snel iets van ach laat maar, nee joh, doe geen moeite. De noiserock van deze veteranen is energiek zoals een ADHD-er energiek is en de saxofoon en synthesizer toevoegingen van Kathryn Kerr maken het verschil tussen de vele gitaar-bas-drums trio’s en dit KEN Mode. Of de bezetenheid van zanger-gitarist Jesse Matthewson echt was of gespeeld, geen idee. Het schuim stond nog net niet op zijn mond en de muziek van de band was de perfecte soundtrack voor het schouwspel op het podium.

We lieten KEN Mode voortijdig in de steek om over te steken naar de Hall of Fame waar een bijzondere band zou optreden. Het was het allereerste optreden van Alkahest, een speciaal voor Roadburn geformeerde band van vijf studenten van de Eindhovense Metal Factory. Wie niet beter wist zag een band die na een wat weifelend begin uitpakte met een set die qua geluid ergens tussen Jinjer en The Devil’s Blood zat. Dat zijn niet de minste referentiepunten, maar Alkahest maakte het brutaal en onbevangen waar, niet in de laatste plaats door de onmisbare aanwezigheid van frontdame Cheyenne, die met speels gemak van zuivere cleane vocalen naar een indrukwekkende grunt overschakelt. Er wordt nog wat met bloed gespeeld en dan is duidelijk dat we getuige waren van iets bijzonders. Het is nog wat vroeg om meteen te roepen dat dit een historisch optreden was, maar hopelijk was het wel het begin van nog veel moois.

Alkahest

Na deze aangename verrassing weer snel terug naar de Koepelhal. De programmering is dusdanig dat het lastig, zo niet ondoenlijk is om steeds van de ene locatie (Koepelhal en omstreken) naar de andere (013) te lopen, met als gevolg dat je wat beperkt bent in je keuzes, tenzij je het niet erg vindt veel te missen. In de Engine Room was het behoorlijk druk voor het optreden van healthyliving, een nieuwe formatie rond leden van Ashenspire en Maud the Moth. Ook voor deze formatie was Roadburn de vuurdoop, maar healthyliving had de pech in een zaal te moeten spelen waar het geluid bij bijna ieder optreden te wensen overliet. Wat de reden ook was, de akoestiek van de ruimte, de manier waarop het geluid door de technici werd gemixt, het klonk voor geen meter. Zoals steeds klonk de bas veel te hard en werd de tamelijk subtiele powerpop behoorlijk uit balans gebracht door het gebeuk. Overigens was ook in andere zalen het geluid niet altijd optimaal en viel op dat de bas en drums alle ruimte kregen en de gitaren en andere instrumenten vaak wat verzopen in de overdadig aanwezige lage tonen. Is dit de nieuwe norm voor het mixen van metal? Ik hoop het niet.

Of het de onwennigheid was van een eerste optreden in deze samenstelling of inderdaad de geluidsinstellingen, healthyliving kwam niet goed uit de verf. Wie het debuutalbum al had gehoord, kon alleen maar teleurgesteld zijn.

Healthyliving

Na een wandelingetje door het centrum van Tilburg waren we ruim op tijd voor Sowulo. Wie zich slechts vluchtig had verdiept in de band zou kunnen denken dat dit een soort van poor-man’s Heilung is, of een zwak aftreksel van Wardruna, maar deze Nederlandse sjamanistische paganfolk groep overtrof alle verwachtingen. Op zich was het een allegaartje op het podium met vroegmiddeleeuwse kleding, instrumenten uit alle tijden (maar met name moderne klassieke instrumenten zoals viool, cello en harp) en achter op het podium twee grote trommels. Na wat technische problemen met een grote strijdhoorn vielen zowel de kwaliteit van de muzikanten als het enthousiasme van voorman Faber Hornbach op. Zoals we onderling opmerkten, leek het alsof hij zelf oprecht geloofde in de verhalen die hij vertelde over berserkers en dergelijke. Dat hielp natuurlijk bij het creëren van een geloofwaardige setting voor muziek die bedoeld was je mee te slepen naar lang vervlogen tijden. Wat ook hielp was de ondersteuning van een prima zangeres. Dat Faber volhardde in het doen van zijn verhaal in het Nederlands op een festival waar minstens 70% van de bezoekers uit het buitenland komt, ach… wat maakt het uit. Ik denk dat ook de kijker die geen woord begreep van de uitleg, werd gegrepen door dit uitstekende optreden.

Sowulo

Zoals al aan het begin van dit verslag te lezen viel, was zaterdag de dag van Chat Pile. Misschien was heel Roadburn 2023 wel van Chat Pile. Gezien het enthousiasme waarmee het anthem ‘Why’ werd omarmd door de Roadburners en de grote opkomst bij het optreden op het hoofdpodium is een andere conclusie bijna onmogelijk. Voor een band die pas een jaar geleden het debuutalbum uitgebracht is de kreet ‘bliksemstart’ niet overdreven. De heren leken het zelf ook vooral een goede grap te vinden en werkten met een losse, bijna nonchalante houding hun show af. Niet geïntimideerd door de paar duizend man in de zaal was er om de paar songs tijd om de gitaren opnieuw te (ont-)stemmen. Zanger Raygun Busch liet wel weten dat Chat Pile nog nooit voor zo’n groot publiek had gespeeld, maar dat leek niet tot enige zenuwachtigheid te leiden, al was de man wel een soort van gekooide ijsbeer die continu rondjes bleef lopen op het podium. Muzikaal is Chat Pile niet echt vernieuwend, noem een aantal boegbeelden van de Amerikaanse noiserock van de jaren tachtig en negentig en de kans is groot dat Chat Pile er iets van weg heeft. Big Black, Jesus Lizard, Killdozer, Nomeansno en een snufje Henry Rollins, het zit er allemaal in. Maar het is vooral de schurende en ongemakkelijke noisy gitaar en bas in combinatie met de maatschappijkritische teksten die Busch zingzegt die maken dat Chat Pile niet zomaar een bandje is en ‘Why’ niets minder dan het ‘Killing in the name of’ van de jaren twintig is.

Chat Pile

Stak ik (Bas) eerder de loftrompet op voor de zingende dames op Roadburn, nu haal ik de klavecimbel tevoorschijn voor Kathryn Joseph. Waarom de klavecimbel? Omdat ik het geluid van de klavecimbel verschrikkelijk vind, ik kan er niet naar luisteren. Was Kathryn dan zó slecht? O nee, zeer zeker niet! Ze heeft alleen een dubbeldikke vibrato die ze zó vaak en nadrukkelijk gebruikt in haar licht nasale, ietwat kinderlijk aangezette stem dat ik er moeilijk naar kan luisteren. Ik ben sowieso al geen liefhebber van de vibrato in een stem – uitzonderingen daargelaten, zoals bijvoorbeeld Demis Roussos in Aphrodite’s Child, om maar eens ouwe koe te noemen – maar zo structureel en dominant: poeh hé! Net zoals op de vrijdag met Maud The Moth zat Kathryn in de Next Stage alleen met haar keyboard op het podium. Met haar vibrato. En gelukkig ook met een flinke dosis sarcasme en zelfspot (“Let’s just hope that we can survive some of my shit songs together”). Dat was leuk. En net op het moment dat ik door de trillingen van haar stembanden heen kon luisteren en leerde te genieten van haar gloomy, Emma Ruth Rundle-ish singer-songwriternummers, zette ze vervolgens haar vibrato op een nog hogere stand. Ouch…

Volgens een paar mede-Roadburners zou High Vis een van de hoogtepunten van de dag worden. Zij wilden het in ieder geval voor geen goud missen en geïntrigeerd door dit enthousiasme namen we een kijkje bij deze band, die bij ons nog niet echt op de radar stond. Eenmaal in de Engine Room bleek High Vis een Britse hardcore band die op heel veel punten aan alle clichés rond dit soort bands voldeed: een slungelige, wat hologige zanger, een stevig gebouwde bassist en een gitarist die vooral geïnteresseerd leek in zijn vingerzetting op de gitaarhals. De muziek was een soort van post-hardcore van de straight edge variant, maar dan op zijn Britpop. Het relatief subtiele gitaargeluid zoals op plaat te horen is viel enigszins weg in de echoput die de Engine Room is, maar wat overbleef was nog steeds het aanhoren meer dan waard. De praatjes van de zanger tussen de nummers waren apart, vooral wegens hun verregaande mate van onverstaanbaarheid door het zware Londense accent van de beste man. Het was best leuk, maar het beste optreden van de dag zou ik het niet willen noemen. Hopelijk waren de twee nieuwe Roadburnvrienden niet teleurgesteld.

Dan was het tijd voor dé publiekstrekker van het festival. Als je in een willekeurige winkelstraat zou lopen en willekeurig mensen zou aanspreken over Roadburn, dan zal de kans 99% zeker zijn dat je geen enkele naam kan noemen die iemand iets zou zeggen. Geen enkele. Behalve dan Dave Eugene Edwards. Weliswaar zal zijn naam een willekeurige shopper in de Zeeman of Kruitvat ook geen ene reet wat zeggen, en dat geldt waarschijnlijk ook voor de bandnaam Wovenhand, maar als je erbij zegt dat hij ook de zanger was van 16 Horsepower, dan denk ik dat het percentage zal zakken naar… 95%. In ieder geval is Dave, naast Chris Cornell en Mark Lanegan, een van mijn absolute all-time favourite rockzangers. Aangezien die andere twee het niet meer kunnen nazingen, is Dave een van mijn laatste grote helden die in de jaren 90 opkwam. Maar zonder band, zonder Wovenhand. Slechts in zijn uppie, midden op het podium, zittend op een kruk, achter zijn karakteristieke jaren 50-microfoon en gesandwicht tussen twee speakerboxen. Met gitaar, soms afgewisseld met een soort van luit, kreeg hij liefst 70 minuten speeltijd. En ja, hij hoeft maar een akkoord aan te slaan, of maar een klank te zingen, of ik ben gevangen. Volkomen gebiologeerd door zijn passievolle, bijkans obsessief voorgedragen nummers word je door hem naar de Appalachen geteleporteerd. Ik ben er nog nooit geweest, maar door zijn liedjes (en stem!) zie en ruik je als het ware de natuurschoon van die bergachtige streken. Maar toch, maar toch, maar toch: ik heb diverse malen Dave zien optreden mét band (en die waren minimaal semi-legendarisch), en op een gegeven moment begin je zijn bandleden toch te missen. Hoe fraai zijn vertolkingen ook zijn, hoe wonderschoon de nummers, je kan je niet aan de indruk onttrekken dat het een beetje op elkaar begint te lijken. En dat had ik nooit met Dave in groepsverband. Het leek trouwens wel of Dave ook last van slapende benen had, want hij was ze constant aan het losschudden. Het was een mooi optreden, maar ik weet wat hij kan met band en die intensiteit en impact haalde het zeker niet. Ik had trouwens niet verwacht dat Dave, getooid met hoed en zonnebril en als vanouds weer verschrikkelijk afstandelijk tot het publiek, halverwege zijn optreden zich toch nog even tot het publiek wendde met de woorden: “Thank you for clapping and all.” And all. Haha, de grappenmaker.

Dave Eugene Edwards

Het was vervolgens een kleine stap, in stijl én letterlijk, naar de Next Stage. Daar trad namelijk Broeder Dieleman op. De Zeeuwse troubadour, die stilistisch en tekstueel misschien verwantschappen toont met wat Meindert Talma betekent voor Friesland, De Kift voor de Zaanstreek en Spinvis voor Utrecht. Very little metal indeed. Ik was dan ook (positief) verrast dat zelfs onze Broeder speeltijd krijgt op Roadburn. De Broeder heeft wel geflirt met Terzij de Horde en Ggu:ll, dus helemaal een vreemde eend in de bijt is hij toch zeker niet. Al kreeg ik bij het openingsnummer ‘Wijzang’ toch wel last van plaatsvervangende schaamte. Het was een lief, volks, bijna stichtelijk (wat wil je met zo’n alter ego?) liedje dat je eerder in op het Flevo Festival zou horen. Daar heeft hij trouwens ook de toetsenist leren kennen, vertelt de Broeder, omdat ze daar allebei een shirt droegen van 16 Horsepower en dat voor een klik zorgde. Hij was trouwens nog vol van het optreden van Dave Eugene, en zo vertelde de Broeder aan een stuk door tussen de liedjes. Heel vermakelijk, grappig en soms ook best informatief. Gewoon in het Nederlands, al vroeg hij van tevoren nog wel beleefd of hij in het Nederlands of Engels zou praten (zonder echt het antwoord van het publiek af te wachten). De zaal was ruim half vol, maar de mensen die er waren zagen een heel innemende, warme en uiteindelijk behoorlijk goede en gevarieerde show die ik misschien nog wel mooier vond dan Dave Eugene (en even een extra applausje voor de bejaarde cellospeler!). Want na dat openingsnummer werd de muziek véél boeiender en interessanter. Soms ook best bezwerend met donkere ondertoon (‘Omer’), maar het hoogtepunt was een nummer over de Zeeuwse heks ‘Pape Jane’. Uiteindelijk wist de Broeder zelfs het publiek met een brede glimlach ‘Gloria’ mee te laten zingen: een ggggristelijk elementje op Roadburn? Het moet goddomme niet gekker worden!

Broeder Dieleman

Het was een vol programma en de volgende band op ons programma was er weer eentje die we voor Roadburn niet kenden. Candy is hardcore pur sang, niks post. Wel plus elektronoise van de weerbarstige en meedogenloze soort, het soort storingsgeluid waar men in Japan zo goed in is. De combinatie van snelle en loeiharde hardcore en industriële technonoise maakt de extreme muziek nog extremer en de boosheid die aan de muziek ten grondslag ligt nog voelbaarder. De Amerikanen spelen hun vorig jaar verschenen album ‘Heaven is Here’ met overgave. Na krap een half uur verlaten de heren het toneel, maar niet voordat ze op wat knopjes hebben gedrukt. Het resultaat is de afsluiter van ‘Heaven is Here’, de toepasselijk ‘Perverse’ genoemde orkaan van pure noise, industriegeluiden en bizarre samples. Het gaat minutenlang door terwijl de toeschouwers zich in vertwijfeling afvragen of de band nog terugkomt. Nee dus, this is it, heavy shit.

De semilegendarische metalcore annex alternatieve rockband Cave In had van de Roadburnorganisatie carte blanche gekregen: verzin wat, we vertrouwen erop dat het de moeite waard zal zijn. Het resultaat: twee shows, een integrale uitvoering van het laatste album ‘Heavy Pendulum’ op zondag en een speciale set op zaterdag onder de intrigerende titel ‘Interstellar Mixtape’. Het bleek een bonte verzameling te zijn van songs die op de een of andere manier belangrijk waren voor de bandleden. Eigen songs, covers – het was een eigenzinnige mix en een show die zowel strak als ontspannen was. Het was duidelijk te merken dat hier bijzondere songs gespeeld werden. Van niet direct voor de hand liggende Cure, Fleetwood Mac en Bad Brains songs tot het nummer van Codeine waar Cave In zich naar vernoemd heeft. Naarmate de set vorderde verschoof de focus van covers naar eigen nummers waarvan de meeste al jaren niet meer live gespeeld waren. Het was niet opzienbarend, zeker niet de verrassendste “doe es wat anders” show ooit op Roadburn, wel vakkundig gedaan en zonder meer vermakelijk.

De kenners wisten voldoende toen de naam van Giles Corey op de line up opdook en ja hoor, een niet van tevoren aangekondigde “geheime” show van Have a Nice Life kon niet uitblijven. Die was er ook, maar ook deze geheime set bleef voor de meeste festivalgangers onopgemerkt. Giles Corey was een uitgebreid gezelschap rond Have a Nice Life lid Dan Barrett die onder deze naam een jaar of tien geleden een aantal semi-akoestische platen maakte. Met wat pandemische vertraging mocht Barrett zijn muziek dan eindelijk op Roadburn laten horen. De songs van Giles Corey waren divers, van puur akoestische pareltjes tot tamelijk conventionele indie. Barrett bleek een welbespraakte, vriendelijke man die leuk kon vertellen tussen de songs door, waardoor het geen opmerkelijk maar wel een leuk optreden werd.

De schoorsteenvegers van Shagor hadden de eer om de zaterdag af te sluiten in de Hall of Fame. Met een duidelijk door de IJslandse black metal grootheden Misþyrming geïnspireerd uiterlijk  was dit een redelijk voorspelbare black metal exercitie, die slechts ontsierd werd door de vreemde afstelling van het geluid. Net als bij veel andere optredens waren de drums kneiterhard vooraan in de mix gezet en zweefde de rest ergens op de achtergrond. Bij black metal, waar blastbeats weliswaar belangrijk zijn, maar een vol gitaargeluid – in mijn ouderwetse beleving – nog veel meer, is dat wel een beetje raar. Even dacht ik dat mijn gehoorbescherming de hoge tonen iets te effectief wegfilterde, maar ook zonder bleken de drums de overhand te hebben. Jammer, want met wat minder drum en flink wat meer gitaar had dit best oke kunnen zijn, al waren de mannen van Misþyrming ook dan slechts een stip aan de horizon gebleven. Zondag is er een herkansing als het merendeel van de band als Ossaert nog eens het podium betreedt.

Social media