Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Roadburn 2023 – 013 Tilburg – vrijdag 21 april (dag 2)

“Intussen hebben we via de groepsapp een tamelijk bizarre foto ontvangen van de soundcheck van Ashenspire

Dag twee – alsof het nooit anders is geweest

De tweede dag van een festival is altijd bijzonder. De ervaringen van dag een nog verwerkend slijten de eerste routines in. Kluisje voor de spullen, even om je heen kijken en dan los. Het programma voor de vrijdag bevat een aantal niet te vermijden clashes, maar gelukkig – voor het verslag in ieder geval – zijn we met zijn drieën en kunnen we onze aandacht over de verschillende zalen verdelen al zullen we zelfs dan nog het nodige missen. Het is wat het is.
2 mei 2023 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Bas Smith | Fotografie: Bas Smit, Jan-Simon Hoogschagen, Edwin Hoogschagen

Om 1 uur al beginnen is net iets te veel gevraagd, maar we zijn op tijd om het tweede optreden van Artists in Residence Sangre de Muérdago mee te maken. In een andere opstelling en met een net iets andere benadering van de Galicische folk dan op donderdag, maakt de band opnieuw diepe indruk op de aanwezigen. Dit keer zijn man en vrouw van Judasz & Nahimana aangeschoven voor een experimentelere set die is ontstaan tijdens de pandemie. In vier lange liederen, cantigas, worden zware thema’s behandeld zoals de cyclus van het leven. Met teksten in het Portugees ontstaat al snel een fado-achtig gevoel, maar de combinatie van draailier, nyckelharpa, sequencers en andere elektronische speeltjes zoals iets wat nog het meest leek op een vogelkooi die met een strijkstok werd bespeeld zorgde ervoor dat dit geen Radio 4 materiaal is. Verre van dat, de muziek heeft iets onbestemds en soms zelfs onheilspellends. Somber en opbeurend tegelijkertijd, maar altijd mooi.


Daarvoor was de tweede dag trouwens al bruut en meedogenloos wakker geschud met de infernale deathmetalerupties van Ad Nauseam. Op het curieuze tijdstip van vrijdagmiddag 13.00 uur mocht deze band hun album ‘Imperative Imperceptable Impulse’ integraal vertolken: een album dat in de eregalerij van de moderne deathmetalklassiekers mag worden opgenomen, als het dat al niet is. Dissonante, diffuse en bikkelhard kronkelende deathmetal uit de regio van Venetië wordt overtuigend door de bandleden neergezet, met tegelijkertijd de makkelijkste klus van de lichttechnicus van het hele festival: zet alle lichten aan op bloedrood en klaar is Keessie! Zie daar met een simpel cameraatje maar eens fatsoenlijke foto’s van te maken… Knap ook hoe de zanger het werkelijk ongehoord lage, gutturale gegrom kon vertolken. Angstaanjagend! Een prachtig, bijna jazzy outro van akoestische gitaarklanken zorgde voor een verfijnde cooling down van het optreden: we konden opgelucht en opgetogen weer naar adem happen!

Hoewel het geen probleem zou zijn om een paar uur zelfs te blijven hangen en morgen weer te gaan kijken, er moesten harde keuzes gemaakt worden: Bell Witch wacht op het hoofdpodium. Het duo van de lange adem is op het laatste moment aan de line up toegevoegd en zal het nieuwe nummer (let op, enkelvoud!) The Clandestine Gate spelen. Na een onduidelijke vertraging – Bell Witch opent het hoofdpodium tenslotte – gaan Dylan Desmond en Jesse Shreibman van start. Het ziet er wat vreemd uit, een enorm podium met in de ene hoek een drumstel en aan de andere kant een eenzame bassist. In het midden worden op de backdrop sfeervolle beelden getoond die de muziek moeten ondersteunen. Bell Witch luisteren is als het kijken naar een bokswedstrijd in slow motion. Elke klap is raak, maar je ziet de directes en uppercuts al ver van te voren aankomen en dat maakt het wat saai. Na een minuut of acht durende inleiding in de vorm van wat theatrale orgelklanken, bediend met voetpedalen overigens, gaat het los. Nou ja, voor zover een funeral doom band ooit los kan gaan. Voor het gevoel hebben we in twintig minuten tijd vier akkoorden en vijf drumfills gehoord. Een beetje weinig om bij de les te blijven.

Bell Witch

Intussen hebben we via de groepsapp een tamelijk bizarre foto ontvangen van de soundcheck van Ashenspire, de Schotse band die met een niet makkelijk in een paar woorden te vatten mengsel van punk, jazz, black metal en pure noise een nieuwe ster aan het firmament is. De Schotse herkomst blijkt te worden geëerd door een saxofonist die slechts gekleed in iets dat nog het best een minikilt genoemd kan worden, op het podium staat. Eenmaal bij The Engine Room aangekomen blijkt het stampvol te zijn en zien we een band die tamelijk chaotisch een enorme bak niet te definiëren herrie produceert. Het heeft misschien ook wel iets anarchistisch, maar het geheel vanuit de deuropening – verder kwamen we niet – bekijkend komt het niet echt over. Van dichterbij (Bas wist zich beter naar voren te wurmen) kwam de band wel een stuk beter over: van dichtbij was energie van de band enorm goed voelbaar, niet in de laatste plaats door de feminien/androgyne uitziende zanger, die zich helemaal gaf. De chaotische herrie kreeg zeker meerwaarde op de momenten dat de saxofonist zich liet horen. Áls je hem kon horen. Maar toch ook was van dichtbij de conclusie enigszins vergelijkbaar: deze mathmetalvariant (Dillinger Escape Plan met blackmetal, noise en saxofoon?) is niet dat je zomaar even tot je neemt alsof het een paar AC/DC-riffjes zijn. Ik had het album derhalve meer dan een enkele scanbeurt moeten geven om de muziek ten volle te kunnen waarderen. Aan de reacties van het publiek om mij heen hadden zij dat veel beter gedaan. En terecht, want hoe chaotisch het ook mocht overkomen, de energie en overtuiging spatte van het podium. Verwarrend, maar gaaf optreden derhalve. Uitnodigend om hun werk meer luistertijd te geven.

We druipen af naar de aangrenzende Terminal en zien daar hoe de Franse freerockformatie Oiseaux-Tempête aan het soundchecken is. Niet gehinderd door enige voorkennis – onmogelijk immers om op een festival als Roadburn alle bands van te voren écht te kennen – stellen we ons helemaal vooraan op en concluderen dat dit veelbelovend klinkt. Op een zeker moment loopt een oudere heer het podium op en begint op manier waar Simon Vinkenoog (ja jongens en meisjes, zoek dat maar even op!) trots op zou zijn geweest de microfoon en de geluidsinstallatie te testen. De radertjes beginnen te draaien. Die stem, die dictie… dat klinkt bekend. Dit is niet de plaatselijke geluidsman en zo te horen is het ook geen Fransman. Wie is dit? Ja, dit is ene G.W. Sok, zegt Edwin. Hij doet mee met de band. G.W. Sok? De legendarische frontman van de even legendarische Nederlandse art-punkband The Ex? Jazeker. De beste man blijkt nadat hij The Ex vaarwel heeft gezegd aan allerlei projecten te hebben meegewerkt, waaronder dus dit Oiseaux-Tempête. En nu is hij dus, dik in de zestig intussen, hier op Roadburn. De beslissing is snel gemaakt, dit moeten we zien. Sok – Jos Kleij – blijft lange tijd in de coulissen en laat de Fransen eerst lekker hun gang gaan met instrumentale psychedelische freakrock. Twee gitaren, een drumstel en af en toe een geluidseffect uit een doosje, meer was er niet nodig. Oiseaux-Tempête is ook Artist in Residence en zien we dus de komende dagen vaker, als we dat zouden willen. Bij dit eerste optreden staan het titelloze album en Ütopiya centraal. Een van de gitaristen bleek ook een aardig moppie saxofoon te kunnen spelen. Het optreden is wat wisselvallig, er zijn wat momenten dat het allemaal wat dreigt in te zakken. Voor het laatste deel van de show komt G.W. Sok achter de microfoon en dan blijkt zijn meerwaarde al snel. Zijn typische monotone voordracht voegt daadwerkelijk iets toe aan de meanderende freerock en het is even alsof we naar The Ex luisteren, al is de muziek niet meer de kenmerkende hakketak hardcore punk maar de vloeiende flow van de quasi impro psychedelica van Oiseaux-Tempête. De echte kenners zullen niet verrast zijn geweest, maar dit was een ontdekking voor ons.

Wolves In The Throne Room maakt naar eigen zeggen Cascadian Black Metal en blijkbaar heeft de band iets gedaan waar de goden op reageerden, want precies op het moment dat ze speelden was er een kleine wolkbreuk boven Tilburg. In korte tijd kwam een waterval naar beneden.

Tegelijkertijd speelde er in de Next Stage de muzikale tegenpool van de Wolves: Maud The Moth. Een vrouw met alleen een piano. Maar ook met een stem. Nu staan er op Roadburn al een heleboel dames op het podium met een gezegend stemgeluid, maar deze  Amaya López-Carromero, een Spaans-Schotse dame, mag op het erepodium gaan staan. Haar folky ethereal darkwave zoog je mee in een mistige fantasy-sfeer: alsof Galadriel je probeert te verleiden. Een mix van Tori Amos, Cocteau Twins en QNTAL schoot door mijn hoofd, terwijl ik door de melancholische toonzetting moest denken aan mijn gestrande relatie. Pffff… gelukkig dus maar dat ik slechts de laatste drie nummers meekreeg, anders viel het me misschien te zwaar. Maar wat een ontdekking! De stampvolle zaal en het langdurige applaus waren volkomen terecht.

Al hadden we Brutus allemaal gezien in Utrecht, ondergetekende (Bas) was daar zó vol van, dat het juist aanleiding was om ze nog een keer te zien. En deze keer met drumster, zangeres, blikbanger en vaandeldraagster van Belgische metalscene Stefanie Mannaerts in blakende gezondheid (in Utrecht was ze nog snipverkouden). En ja, dit optreden gaat de boeken in als een van de hoogtepunten van Roadburn 2023. De mainstage was stampvol, om mij heen zongen zelfs mannen luidkeels mee met de zanglijnen van Stefanie (en dat klinkt heel irritant én vermakelijk) en de hele vloer stond te schudden van de vibe die in de zaal heerste. De hese, steeds nét niet overslaande stem van Stefanie is echt een verhaal apart. Ik vermoed dat zangcoaches en stemtrainers gruwelen van haar zangstijl, maar ik vind het absoluut bloody focking fantastisch! Een uniek stemgeluid dat de tranen in mijn ogen laat springen en kippenbulten zo groot als  tennisballen op mijn hele lijf bezorgt: van opwinding welteverstaan. Ik kan alleen de oude zanger van Ignite, Zoli Téglás, verzinnen die enigszins een vergelijkbare passie in zijn stem heeft. Maar onderwijl trommelt, hakt, slaat en dreunt Stefanie ook nog eens de lekkerste beats en fills op haar drumstel. Krachtig, maar toch losjes en zelfs voor een technische leek als ondergetekende, toch met een eigen signatuur. Geen wonder dat een of andere bejaarde koekenbakker, luisterend naar de naam L. Ulrich, enorm onder de indruk is van haar. Ik vind haar echt de revelatie in de metal/hardcore van de afgelopen tien jaar. Niet in de laatste plaats omdat Brutus iets doet wat veel metalbands, zeker in het extremere genre, tegenwoordig vergeten: pakkende hooks, melodietjes die als een oorwurm in je hoofd nestelen en liedjes met kop en staart. Elk nummer, van openingsnummer ‘Liar, tot het slotnummer ‘Sugar Dragon’, wordt met luid gejuich ontvangen én afgesloten. De enige momenten van publiekelijke rust, zijn de ballad-achtige passages (zoals het eerste deel van ‘War’). Oja, vergeet ik nog bijna te zeggen: voor hen die Brutus niet kennen: de band bestaat niet alleen uit Stefanie hoor. Naast haar drumstel – dat rechts vooraan staat op het podium en een kwartslag gedraaid – staan links de gitarist en in het midden de bassist. Eigenlijk staan ze, qua blikvangers, een beetje de anonieme arbeidsbureau-inhuurkrachten uit te hangen, ware het niet dat ze hun werk natuurlijk met verve vertolken. Zonder hen zou Brutus nooit de impact hebben die het bewerkstelligde. Vorig jaar was Milena Eva (van Gggolddd) Miss Roadburn, dit jaar zou Stefanie die zelfverzonnen award mogen ontvangen.

Brutus

Al waren er meer kaapsters op de kust. Na Brutus moest ik (Bas) in vol galop naar de Paradox, een charmant jazzcafé dat ook dit jaar weer meedeed met de Roadburncarrousel. Daar zou namelijk het Nederlandse jazztrio Under The Surface optreden. Nu had ik van tevoren gedacht: “nou en?Kenniktochniet”. Maar ze zouden een samenwerking aangaan met White Boy Scream en die wilde ik na die boeiende performance zeker nog een keer zien. Het leek met een lange rij voor de deur een onmogelijke opgave – net zoals eerder op de dag toen ik iets mee wilde pikken van de band Nordstamm, maar ik kwam toen nauwelijks voorbij de wc’s – maar die rij slonk snel toen de zaal werd geopend voor publiek. Tussen de shows vegen ze blijkbaar de tent even leeg. Under The Surface is een trio met een jonge gitarist, een behoorlijk op leeftijd zijnde percussionist/drummer en een piepjonge, blootvoets lopende zangeres. Mijn eerste opwelling was nog even: ach gossie, wat een schattig jong ding. Maar deze eerste opwelling maakte al snel plaats voor veel meer ontzag. Want wat kan die Sanne Rambags het publiek in haar greep houden met haar performance. Niks geen jazzy tierelantijnmoppies, maar een hogeschoolstemkunstenaar die van alles met haar stem kan en doet: zo lang het wel binnen het idioom valt van de avantgarde (jazz) van de band. Ze bespeelde zelf ook nog het instrument dat we al zagen bij Sangre de Muérdago: die vogelkooi met strijkstok dat een soort theremingeluid geeft. Bezwerend, bedwelmend, opzwepend, ontregelend, fascinerend. Van bijna verstilde new age tot jazznoise-achtige erupties: en dat ook nog eens allemaal volledig geïmproviseerd. Althans, dat beweren ze. Na het eerste stuk van een minuut of twintig mogen we een contrabassist en Micaela alias White Boy Scream verwelkomen. Band en Micaela kennen elkaar welgeteld één dag, maar dat weerhield hen er niet van om een improvisatiestuk van liefst veertig minuten te creëren. Het eerste deel vond ik iets minder dan het stuk dat ze met zijn drieën deden, maar alsof improvisatie ook een kwestie van opwarmen is, mondde het tweede deel uit in passages die verschrikkelijk gaaf klonken, waarbij de samenwerking, interactie en “vocale dialogen” tussen Sanne en Micaela uitermate boeiend waren. Kilo’s kudo’s ook aan de percussionist, die met gesloten ogen en een grimas vol passie alles uit zijn collectie belletjes, bekkens, slagwerk en ondefinieerbare spulletjes wist te toveren. Je zag hem soms bijna hardop denken: welk geluid, welke klank, welk instrument past er nu bij en hóe ga ik het bespelen? Mooi om te zien!

Nu op naar metal, op naar Portrayal of Guilt. Een jong ogend trio uit Texas dat onlangs een album uitbracht getiteld Devil Music en dat was wat we voor de kiezen kregen. Steenharde black meets death meets whatever. Aan het begin was het wat eenvormig en simplistisch, maar gaandeweg het optreden bleken de heren toch meer in hun mars te hebben en werd het zowaar af en toe zelfs melodieus. Met nog een uitstapje richting spoken word – een woeste metalrap over een soort van drone zonder verdere begeleiding – was dit toch eigenlijk best aardig. De punky roots indachtig was Portrayal of Guilt op tijd klaar. Dat gaf voldoende tijd om nog een stuk van het tweede optreden van Deafheaven mee te pikken. Na Sunbather was het de beurt aan Infinite Granite om integraal gespeeld te worden. Dit nieuwste album is nog een paar zevenmijlsstappen verder verwijderd van het gangbare black metal geweld en ziet Deafheaven angstig dicht in de buurt van bands als Muse komen. Dat is nog tot daar aan toe, al was toen wij binnenkwamen duidelijk te zien dat de animo onder de Roadburners niet zo groot was: meestal is de grote zaal nokvol, nu was er nog volop plaats. Het ergste was dat George Clarke niet zuiver kan zingen. Het was behoorlijk vals af en toe, en daar helpen geen kokette danspasjes tegen. De laffe indie begeleiding van de band maakte het niet beter. Toen op het eind nog even de tremolo akkoorden mochten aanzwellen en Clarke ouderwets op zijn blackmetals mocht gillen, werden nog wat punten gescoord, maar over het geheel genomen was dit niet een beetje teleurstellend. Het was zwak.

Potrayal of Guilt

Na afloop van Deafheaven schoven we een zaaltje door om te zien hoe J. Zunz in een wat mistige omgeving in de weer was met een volledige elektronische set. Zangeres Lorena Quintanilla werd begeleid door een wat schimmige figuur op de achtergrond. Samen bedienden ze wat sequencers en andere knoppen voor een vorm van krautrocktechno.

Juist op het moment dat je weer in de vroeger was alles beter valkuil dreigt te duikelen is daar DeWolff. Het beste recept tegen nieuwlichterij, het Nederlandse antwoord op The Black Crowes en The Doobie Brothers, maar dan beter. DeWolff was altijd een trio bestaande uit de gebroeders Van de Poel op drums en gitaar en Robin Piso achter het orgel, maar voor de gelegenheid was uitgepakt met een bigband van in totaal tien man/vrouw. Een bassist, een percussionist, drie blazers en twee zangeressen zorgden voor een rockfeestje dat al vanaf het eerste nummer ‘Night train’ losbarstte. Er was nogal wat technisch onheil te overwinnen voor de show kon beginnen en wie weet had een groot deel van de festivalbevolking geen zin meer om daar op te wachten. Het was tenslotte al laat en misschien moesten er grachten om de tenten gegraven worden, slaapzakken drooggeföhnd, ik weet het niet. Feit was dat het bijna pijnlijk leeg was tijdens de DeWolff show. Aan de kwaliteit van het gebodene kan het niet hebben gelegen. DeWolff is een van de beste live bands die Nederland rijk is. Zou het kunnen dat hun muziek niet (meer) aansluit bij de hedendaagse Roadburnbeleving? Vroeger was misschien alles beter, maar dat betekent niet meer automatisch dat een anachronistisch fenomeen als DeWolff de beste afsluiter is van een festivaldag. Tja, we zullen wel nooit weten waar het aan lag.

Na J. Zunz wilde ik (Bas) naar huis, maar omdat het goot van de lucht (en dat is een slechte combinatie met een stapel platen in de hand) was ik genoodzaakt in de 013 te blijven hangen, enorm uitgeput met last van stalpoten, een pijnlijke rug en een opgeblazen gevoel in mijn buik van de junkfood en mueslirepen. Het optreden van DeWolff, waar ik als een bezetene heb gedanst en geheadbangd, zorgde er in ieder geval voor dat alle pijntjes en kwetsuurtjes bij toverslag verdwenen  en ik in de inmiddels opgeklaarde nacht met een brede grijs van de supervette show naar mijn auto huppelde, me twintig jaren jonger voelend dan vóór het optreden. Ik was DeWolff de laatste jaren een beetje kwijtgeraakt, maar ik heb ze weer helemaal terug.

De echte afsluiter, voor ons althans, was Holy Scum. Een soort van gelegenheidsformatie met leden uit illustere Britse bands als Gnod en Dälek wiens missie het was zoveel mogelijk herrie te produceren. ‘Bring on the noise’ is zelden zo letterlijk opgevat als hier. Gedurende de eerste song werd een solide heimachineritme van bas en drums neergelegd waarover de gitarist soleerde. Hoewel, soleren… eigenlijk was het vooral de feedback opwekken en voort laten razen. Er werd geen normaal akkoord gespeeld. Alleen af en toe een hand vol op de snaren gelegd, de body wat gebogen en voor de boxen gehouden met als gevolg een inferno van gierende feedback en noise. Het was erg jammer dat het geluid van de zang meestal weg viel en de knoppendraaiers van dienst geen raad wisten met de woeste audio-draaikolk van Holy Scum. Het was in ieder geval een mooie afsluiter van een erg afwisselende tweede dag.

Holy Scum

Social media