
Helheim – HrabnaR / Ad Vesa
Dark Essence Records
Release datum: 20 juni 2025
“Een twaalfde album van Helheim dat heerlijk voer voor blekkies is”
Vera Matthijssens I 26 juni 2025
Al sinds 1992 heeft de Noorse Viking metal band Helheim ons regelmatig voorzien van uitstekende black metal met allerlei fraaie nuances. Dit jaar zijn ze toe aan hun twaalfde studioalbum en dat besloot men eens anders aan te pakken. Het schrijfproces van hoofdcomponisten H’grimnir (zang, ritmegitaar) en V’gandr (zang, bas) werd strikt gescheiden gehouden, ze deden de leadzang in hun persoonlijk gepende songs en zo ontstonden acht songs. Ze kregen dus beiden een plaatkant om hun inspiratie bot te vieren. We kunnen al verklappen dat dit toch tot een homogeen, coherent werkstuk geleid heeft. ‘t Is niet dat één van hen grenzen verlegd en de andere dicht bij Helheim’s vertrouwde geluid blijft. Dat sologitarist Reichborn en trouwe drummer Hrymr ook hun steentje bijdroegen zal daar vast in meespelen.
We beginnen met de vier songs van H’grimnir onder de noemer ‘HrabnaR’. ‘Geist’ is meteen een heftige knaller waarin schelle gitaren, blastbeats en screams zegevieren. Maar het zou Helheim niet zijn als we ook geen waardige cleane zangpartijen te horen krijgen. De uitwaaierende gitaarnoten van ‘ Sorg Er Dødens Spade‘ zijn traag en ook tijdens de verhalende zwartgeblakerde zang blijft het mediumtempo. Later komen er ook clean gezongen passages en er is enige weemoed te merken in het fraaie heldere gitaarwerk. Het intense ‘Livsblot’ gooit alle remmen los, enkel een gespoken stuk onderbreekt de furie. Als besluit is er een acht minuten track ‘Mennesket Er Dyret I Tale’ dat zich stapvoets presenteert en ruimte heeft voor bijzonder toffe wendingen. Zo is er veel afwisseling in tempo en sfeer. Dat is de zogenaamde progressieve kant van de band die zich toch altijd weer een beetje manifesteert.
‘Ad Vesa’ is de ondertitel van de vier songs die V’gandr schreef. Hier beginnen we met de langste track (ook weer acht minuten) met als titel ‘Fylgla’. Smooth rockende passages geven het meteen een welgekomen toegankelijkheid, zelfs met de ruwe zang. Na vier minuten is er cleane zang, maar die is laag en eerder heidense samenzang. Intussen heeft men hier ook de ruimte om muzikaal te variëren en die kans laat men niet liggen. De teksten van V’gandr duiken in de Noordse mythologie, waarbij de vier componenten van de menselijke ziel volgens het heidense geloof belicht worden. Het intense ‘Hamingja’ moet daarbij toch voor iets onrustigs, akelig staan. ‘Hugr’ daarentegen is opvallend kalm (mooie flageolettonen op gitaar), maar de zang is vuig en opmerkelijk zijn ook de kort afgemeten ritmepatronen met gitaaraccenten. Dit deel is ietsje meer experimenteel heb ik de indruk, al baden we als laatste in de vertrouwde zwartgeblakerde furie van ‘Hamr’, maar zoals steeds met nuances en pauzes om te ademen. Een twaalfde album van Helheim dat heerlijk voer voor blekkies is! Anders en toch herkenbaar.
