Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Sonic Whip 2024 in Doornroosje, Nijmegen – 10 en 11 mei 2024

“De drie heren laten een vol geluid horen en lijken moeiteloos hun muziek weg te jammen. Ze laten, net als Lucidvox trouwens, horen waarom Sonic Whip bekendstaat als festival dat zich met name richt op het psychedelische spectrum van de stonerrock
Twee dagen lang ondergedompeld in de meest fantastische lompe woestijnriffs en psychedelica, oftewel een weekendje stoner van de bovenste kelderplank in Doornroosje. Het Sonic Whip festival heb ik vorig jaar door omstandigheden moeten missen, maar gelukkig is er dit jaar een herkansing. Collega Bart, die vorig jaar in zijn eentje de honneurs heeft waargenomen, is ook aanwezig, dus ondanks dat de bands non-stop elkaar afwisselen op de twee podia, moet het merendeel van de bands wel mee te pikken zijn. (Cor)
21 mei 2024 I Tekst: Bart Meijer en Cor Schilstra , fotografie: Lorenzo Smulders

Het jaarlijkse terugkerend Sonic Whip betekent voor één van ons ook een treinreis van Tilburg naar Nijmegen. Ook dit jaar is een deel van de tocht met vervangend bus vervoer en tijdens deze rit komen er existentiële vragen in mij op, zoals waarom de klok in dergelijke bussen nooit goed staat en standaard een paar uur voor-of achterloopt. Het weer zit mee, we zijn op tijd en begeven ons met enthousiasme door het centrum van Nijmegen. Waar we daar vorig jaar nog achtervolgd werden door een draaiorgel, was er nu muzikaal vertier in de vorm van een trekzak spelende artiest.

We zijn op tijd binnen om de eerste band, Lucidvox, een viertal uit Rusland, een stevige aftrap te horen geven terwijl ze hun mantra-achtige chansons op ons afvuren. Het klinkt lekker, ook al lijkt soms de richting die ze opgaan niet helemaal duidelijk. Het is goede muziek om je in een soort meditatie te krijgen. Iets waar de volgende band, Mantra Machine notabene, ook goed in is. De door de bas voortgestuwde nummers hebben een smerige vorm van fijnheid en de schelle, golvende gitaar zorgt ervoor dat je je al snel in één of andere woestijn waant. De drie heren laten een vol geluid horen en lijken moeiteloos hun muziek weg te jammen. Ze laten, net als Lucidvox trouwens, horen waarom Sonic Whip bekendstaat als festival dat zich met name richt op het psychedelische spectrum van de stonerrock.

Het mooie weer zorgt er voor dat het niet alleen binnen gezellig is en op elk moment begeeft zich buiten een groep mensen; vrienden, kennissen en mensen die genieten van een stevig blond bier of andere benevelende middelen.

Kintsugi Empire begint zijn set met een aardig stevige, scherpe beat, waar ik een klein beetje van schrik. Al snel mondt het geheel uit in een goed orend optreden. Vuige rock waar ik even aan moet wennen. De drie muzikanten lijken elk in hun eigen wereldje en het is me duidelijk dat ze wat ze doen behoorlijk serieus nemen. Het tweede nummer komt loeihard binnen en heeft een heerlijke, doomy vibe, die ik als levensgenieter erg kan waarderen. Het tempo gaat omhoog als we dieper de set in duiken. Tijdens het spelen worden de gitaren even bijgesteld en we gaan een bijna blues-achtige solo tegemoet. Ook hier is het niet altijd duidelijk welke kant de muziek heengaat en alhoewel de zang niet supergoed is, is het fijn om naar te kijken en luisteren. Muzikaal gezien echt wel vakmanschap.

Voor Delving wil ik graag op tijd zijn. Deze band bestaat uit leden van Elder, onder leiding van de geniale Nick DiSalvo. De soundcheck is, ruim twintig minuten voor de show begint, al in volle gang. Over vakmanschap gesproken: DiSalvo is niet de meest praterige artiest, maar gelijk als Delving begint zit hij in de muziek en barst het lekker los! Deze vier heren zijn goed op elkaar ingespeeld  en hun optreden is een waar genot. We worden meegetrokken in een aantal prachtig opgebouwde muziekstukken, die op momenten bijzonder hard ‘n heavy zijn. Dat is geweldig mooi om te zien, want de jongens op het podium zien er beleefd en soms zelfs wat timide uit. Dus de bak herrie die ze voortbrengen is dan extra bevredigend. En heel eerlijk, die kneiterfijne riffs is toch eigenlijk waarom we hier zijn. Alhoewel het wel een beetje een jam-sfeertje heeft wordt de show tot één strak einde gespeeld. De voetjes en hoofden zijn al goed aan het loskomen.

Voor Delving wil ik graag op tijd zijn. Deze band bestaat uit leden van Elder, onder leiding van de geniale Nick DiSalvo. De soundcheck is, ruim twintig minuten voor de show begint, al in volle gang. Over vakmanschap gesproken: DiSalvo is niet de meest praterige artiest, maar gelijk als Delving begint zit hij in de muziek en barst het lekker los! Deze vier heren zijn goed op elkaar ingespeeld  en hun optreden is een waar genot. We worden meegetrokken in een aantal prachtig opgebouwde muziekstukken, die op momenten bijzonder hard ‘n heavy zijn. Dat is geweldig mooi om te zien, want de jongens op het podium zien er beleefd en soms zelfs wat timide uit. Dus de bak herrie die ze voortbrengen is dan extra bevredigend. En heel eerlijk, die kneiterfijne riffs is toch eigenlijk waarom we hier zijn. Alhoewel het wel een beetje een jam-sfeertje heeft wordt de show tot één strak einde gespeeld. De voetjes en hoofden zijn al goed aan het loskomen.

Een ander terugkerend iets tijdens Sonic Whip is avondeten bij Keizer Karel. Het is niet de beste snackbar van het land maar de locatie is perfect! Gelegen aan het beruchte Keizer Karelplein ben je gegarandeerd van een fantastisch uitzicht terwijl je knabbelt aan een redelijke kroket of je vork steekt in een met knoflooksaus doordrenkte kapsalon.

Bij binnenkomst val ik direct met de neus in de boter; gitarist Igor Sidorenko van Stoned Jesus komt net het podium opgewandeld, plugt in, en begint aan het mooie ‘Bright Like The Morning’. Eerlijk gezegd heb ik niet eens bewust geregistreerd dat de rest van de band is aangesloten. Ondergetekende was blijkbaar direct helemaal diep verzonken in de muziek. Deze band weet me ieder keer compleet in te pakken bij live optredens. Op de drums zit een voor mij onbekende, nog vrij studentikoos ogende, maar zeer kundig en bedreven slagwerker. Tussendoor wordt “The New Guy on drums” nog wel even benoemd door enig overgebleven origineel bandlid Igor, maar niet even netjes voorgesteld. Later bij de merchandise stand staat deze nieuweling echter (gelukkig) als voltallig en gelijkwaardig bandlid tussen zijn maatjes (en met de fans) te ouwehoeren. Igor en consorten brengen hun mix van logge stoner, acid/prog rock en zeer melodieuze, bijna melancholieke passages met heel veel kunde en vooral heel veel passie. Een enkeling in het publiek blijft maar roepen om ‘I’m The Mountain’, maar ik was blij dat ze dit geweldige nummer (bijna) tot het laatst bewaren. Igor ziet de humor er wel van in en begint over zijn buikje en dat de plannen voor afvallen er al langer zijn. ‘Porcelain’ van hun nieuwste album en ‘Black Woods’ van hun debuut gingen er trouwens ook wel heel lekker in. Het persoonlijke hoogtepunt, het epische ‘I’m The Mountain’ (daar heb je hem weer) heeft me echter weer helemaal in hoger sferen gebracht (en dat puur door de muziek); wat een band!

Aan de bar in de zaal, voordat Mojo & The Kitchen Brothers begint, zie ik twee bekenden shotjes atten. Ik zeg “Jullie gaan helemaal los!”, waarop ik als repliek krijg: “Ja, want de vorige keer bij deze band lagen we te trippen en hebben maar de helft meegekregen.” Juist. Hoe dan ook, zes bevlogen muzikanten komen het podium op en beginnen up-tempo aan de set. Er zit elk jaar wel zo’n heavy metal onslaught band bij en deze had ik niet verwacht! Lekker over de top metal met drie gitaren en twee drumstellen. Alle metal clichés worden uit de kast getrokken, en de ene solo is nog niet voorbij of er weerklinken alweer twin axe attacks. Waar de drummers vrij synchroon hun slagwapens hanteren wisselen de gitaristen elkaar evenredig af. Om dit optreden nu puur heavy metal te noemen zou niet fair zijn, er zijn genoeg andere, interessante genres te bespeuren. Wat doomy op momenten, vleugje hardcore dan weer, en dit alles met een tomeloos enthousiasme. Als de zanger, één van de drie, het laatste nummer aankondigt blijkt dat ze nog twintig minuten te gaan hebben. Dus of dit wordt een heel lang nummer, of er moet wat geïmproviseerd gaan worden. Het wordt zo te horen een combinatie, want de intro die volgt lijkt een langgerekte jam. Net als ik denk van “mwah”, komt de zwaarte weer terug en ontwikkelt het nummer zich tot een heel interessante finale waarbij alle paarden nogmaals van stal worden gehaald. En als ik me dan afvraag wat ze nog meer uit de puntmuts gaan toveren is daar dan toch het einde ineens. Waar het aan foute pornosnorretjes leek dat het om Duitsers ging, hun accent Amerikaans was, bleek het om onze zuiderburen te gaan. Petje af, heren!

Vrij schuchter en zonder poespas (op de opvallende zonnebril van de bassist na) begint de band Miniami Deutsch aan hun set, terwijl ook het aanwezige publiek toch wel een afwachtende houding aanneemt. Bijna  simplistische loopjes van drie of vier noten over een steeds herhalende drive die mij persoonlijk meer aan trance doet denken dan psychedelische rock of stoner, ondanks dat halverwege een korte wervelwind aan noise over het publiek wordt uitgestort, waarna weer teruggekeerd wordt naar het drone thema van ‘Can’t Get There’. Het valt me op dat vooral een groot deel van het vrouwelijke publiek al redelijk snel de dansbare flow met graagte absorbeert. Voor mijn gevoel duurt dit eerste nummer minimaal een minuut of tien en ik ben eigenlijk van plan dit voor gezien te houden. Dan wordt bij het tweede nummer duidelijk dat deze mannen duidelijk ook muziek kunnen maken die me wel aanspreekt. De drive wordt duidelijk meer rock gebaseerd en het algehele geluid (en sfeer) is direct anders. Een oosterse variant van John Coghlan achter de drums is een feestje om naar te kijken, en te beluisteren natuurlijk. Zeer kundig en bevlogen gitaarspel, hooks met uitgestelde vertragende accenten; de jarenzeventig acid rock in een nieuw jasje kan ik wel waarderen. Ook een stukje oosterse invloeden met fijne gitaarbijdragen (zowel Kula Shaker als Led Zeppelin schieten door mijn hoofd) komen voorbij in ‘Futsu Ni Ikirenai’. Na een ruim half uur komt de band wederom in de trance-drone modus en kom ik tot de conclusie dat dit deel van het repertoire echt niets voor mij is; de laatste tien minuten van de set ga ik toch even gebruiken voor een bezoekje aan de bar.

Ik weet niet wat ik van Kanaan moet verwachten. Instrumentaal uit Noorwegen. En instrumentaal kan supervet zijn (dat zagen we vandaag bij Delving), maar het kan ook saai uitpakken. Aan de soundcheck valt nog weinig af te leiden. Gelukkig is bij aanvang al snel duidelijk dat ik me geen zorgen hoef te maken en barst er wederom een salvo sonisch geweld los. Een harde, niet langzame ritmesectie die de sologitaar de ondersteuning geeft die dit een serieus staaltje muziek maakt. Er is nu ook een man voor mij gaan staan, met een witte ballon om zijn arm geknoopt. Ik denk om te voorkomen dat hij dit jaar weer de hele tijd kwijt is. Het volgende nummer begint een stuk meer ingetogen, met een dreigend basloopje en wat ver weg klinkende gitaar. Dit gaat eigenlijk erg lang zo door en alhoewel het ritme langzaam in vaart toeneemt en de gitaar steeds luider wordt gaan ze echt tot het uiterste en zodra je denkt, nou, kom maar op, dan gebeurt dat ook. Wederom valt een luide, retestrakke “aanval” ons ten deel. Vervolgens gaat de band verder met een begin waar iets meer pit in zat dan bij het vorige nummer, en nu komen ook synthesizer geluiden ten tonele, hetgeen mij doet denken aan een opstijgend ruimteschip. (Heb je dat dan ooit gehoord, denk je misschien. Het antwoord is ja.) Het wordt weer een langgerekt stuk muziek en de reden dat ik blijf staan is omdat ik hoop dat het uiteindelijk weer explodeert zoals in het begin. Ik ben denk ik één van de weinigen met die mindset, want als ik om me heen kijk zie ik dat een groot deel van het publiek fijn aan het dansen is. Er volgt niet zo zeer een explosie, als meer een gestage opbouw naar een stevig crescendo. Een scheurende gitaar moedigt de menigte aan om steeds meer uit hun dak te gaan, en de mannen voor me gebruiken de witte ballon nu als het middel om hun vuisten ritmisch mee in de lucht te slaan. Ondanks dat er dus een aantal minder interessante stukken waren te horen, zat er meer dan genoeg pit in Kanaan om ook hier te spreken van een geslaagd optreden.

Een band die pas sinds een jaar of twee hoog op mijn lijstje staat om live te willen bekijken, is Witchcraft. Pas vrij recentelijk dus heb ik (veel te laat) kennis gemaakt met hun materiaal en ben sindsdien fanatiek op zoek naar (origineel) vinyl. Eigenlijk is in de huidige samenstelling alleen Magnus Pelander (gitaar en zang) nog het enige oorspronkelijke bandlid, maar door zijn zeer geluidsbepalende invloed op het totaalgeluid (en als songschrijver), is hij mijns inziens wel de minst vervangbare speler in het geheel en kan deze band met hem het gehele repertoire eigenlijk prima uitvoeren. Misschien is een extra gitarist soms voor het gemak en een completer plaatje toch wel te overwegen voor dit nu als trio opererende gezelschap.

De drummer en bassiste van dienst zetten een solide basis voor hun gitarist/zanger neer, zodat hij naar hartenlust zijn kunsten kan vertonen. Magnus lijkt zich op momenten wel een beetje zelf te moeten oppeppen; zo van die ritueeltjes die je bij een bokser ziet, voordat hij een gevecht aangaat. Magnus heeft in het verleden ook wel eens alle energie op de zang kunnen focussen of gitaarpartijen kunnen delen met een bandgenoot, maar de verborgen muzikale talenten van Zweedse muzikanten verbazen me al lang niet meer. Magnus kan zich op gitaar toch aardig redden, al lijkt het zo nu en dan ook een beetje stroef te gaan; een mouw tegen de snaren, of een pedaaltje dat gemist wordt. Ook erg veel (priet)praatjes tegen het publiek omdat na ieder nummer stemmen nodig lijkt. Na een paar keer komt hij er zelf achter dat dit wel erg vaak voor komt en toeval of niet, vanaf halverwege de set lijkt dit beter te gaan.

Nummers als ‘No Angel Or Demon’ van het geweldige debuutalbum (die zoek ik nog), denderen vol emotie van het podium. De door Pentagram en Black Sabbath geïnspireerde nummers worden misschien niet helemaal foutloos, maar absoluut vol overgave gebracht. Soms wordt de wah-wah ingetrapt, en na een halve maat toch maar weer uit; het is niet altijd even duidelijk wat de beste man wil. De drummer van dienst heeft het ook door, en kan er wel om lachen. Technisch gezien heb ik vandaag misschien wel veel betere gitaristen gezien, maar deze nummers doen me wat, en hoe Magnus op momenten met de vibratie van een enkele noot me kippenvel kan bezorgen, toont wel aan waarom ik groot liefhebber van hun platen ben, en deze band toch erg graag een keer live wilde zien. Samen met Stoned Jesus, was dit wel het hoogtepunt van de dag.

De tweede dag is nog zonniger dan de dag ervoor, wat het eigenlijk niet zo erg maakt om naar binnen te gaan. Alhoewel ik niet betwijfel dat dit weekend goed gaat zijn voor de mensen die zich zomerklaar willen maken met een kleurtje. Enfin, vlak voor Skyjoggers de dag zal aanvangen in de paarse zaal wordt ons verzocht nog even niet de zaal in te gaan. Iets met de lampen of zo. Het euvel is al snel verholpen en de zaal druppelt vol. De band begint zo goed als volgens schema! Skyjoggers kwam hoog aangeprezen volgens de Sonic Whip site, dus mijn verwachtingen zijn hoog – en worden waargemaakt als de band gelijkt begint te knallen en een luide, up-tempo gewel(da)dige set begint, waarin ik tot mijn blijdschap ook iets van Focus terug hoor! Wat een ontzettend fijne energie. De rode draad dit festval, daar kom ik ongeveer achter, is bij veel muzikanten het hebben van een snor. Het derde nummer vangt iets rustiger aan, maar weet te verassen met af en toe een flinke uitspatting waardoor je, mocht je dat nog niet, zijn goed wakker wordt. Dit ontaardt een waar headbang festijn en nadat de band dit nummer onder luid gejuich afsluit wisselen bassist en drummer van positie. “We’re going to sing you a song!” En inderdaad, dit is het eerste nummer waar in echt gezongen wordt. Het is weer een kneiter van een headbang hit. En zo gaat het nog even door, muren van geluid, super opzwepend en, nogmaals zoveel energie! Een waar muzikaal hoogtepunt of, wacht, ik ga het gewoon nu al doen: een sonisch orgasme! Daar dat is er uit. De band eindigt op Sabbathiaanse noot. Supertof begin van de dag.

Zware, logge riffs vallen ons ten deel als Domkraft hun lofzangen ter gehore brengen. Drie mannen gehuld in donkere lichten en de nevelen van de rookmachine. Een onheilspellende sfeer wordt over het publiek heen gesprenkeld door de dreunende baspartijen en de schreeuwende vocalen. Het is waar je op hoopt en wat je verwacht van Domkraft en elke fan van deze donkere gedrevenheid wordt op zijn wenken bediend. Dit zijn geen ingewikkelde composities, maar wel iets dat je mag verwachten op Sonic Whip. Distortion, fuzz en net genoeg gevarieerdheid om interessant te blijven.

Travo is up next! Deze band begint heel erg met een garage rock vibe, maar als de band losgaat is het wéér een band die totaal geeft waarom ik hier ben: nonstop rock ‘n roll van een hoog niveau. Gitaren scheuren, de bas pompt en die drummer die slaat op zijn instrument alsof hij Animal is! Niet alleen heel fijn om naar te luisteren, maar ook om naar te kijken. De heren zijn erg enthousiast en actief, en het publiek volgt dit voorbeeld en gaat al snel met de voetjes van de grond. Dansen EN headbangen! Als het ritme voort dendert produceren de schelle gitaren geluiden die zowel spacy als desert rock klinken. De gezichtsuitdrukkingen van de gitaristen ook. Dat is precies wat ik doe wanneer ik mijn luchtgitaar ter handen heb en pretendeer op een podium te staan. Echt mooi, alsof de metal en de riffs en de jams je magische krachten geven en je die tot uitdrukking brengt. En dat is eigenlijk ook wat er echt gebeurt, helemaal tijdens een live show. Er zijn bands, ik hoop dat er niet veel zijn, die bij het einde van een nummer zijn terwijl jij daar als luisteraar nog niet bent en Travo weet elk nummer net zo lang te maken voor de luisteraar als nodig is om ultiem van te genieten. Wat een heerlijke gewaarwording! Skyjoggers was echt heel goed en Travo was dat ook!

Een ideale band voor de belichting; Brant Bjork Trio. Echt meters maken doet de band niet op het podium. Zowel Brant Bjork zelf als bassist Mario Lalli hebben eigenlijk genoeg aan één vierkante meter podiumruimte per persoon, maar binnen die enkele vierkante meter spat de expressie er dan wel vanaf! Brant Bjork zelf is multi-instrumentalist die naam gemaakt heeft als drummer van Kyuss en heeft veel solo materiaal helemaal zelf ingespeeld. Toch heb ik een beetje eenzelfde gevoel als gisteravond bij Witchcraft; technisch gezien is ook Brant Bjork geen echte virtuoos op gitaar, maar hij kan me wel echt helemaal raken; wat een heerlijke expressie, vooral aan het einde van de set, als er een paar heuse jam-momenten zijn. Bassist Mario Lalli (Yawning Man) is trouwens ook een feest om naar te kijken; hij gaat helemaal op in zijn spel, floddert over de hele hals met indrukwekkende loopjes of complete akkoordenschema’s (en dat is zwaar werken met kramp in de vingers!). En dit alles met de vingertjes, zonder plectrum. Ook drummer Ryan Güt (Stöner) heeft het prima naar de zin en timmert er met brede glimlach lekker op los. Een nieuw nummer ‘Sunshine’ was misschien zowel voor de band als het publiek nog even wennen, maar vooral nummers als de aanstekelijk stampende rocker ‘Let The Truth Be Known’ en ‘Automatic Fantastic’ gingen er heerlijk in; puur genieten!

Zonder podiumbelichting, met enkel een paar witte lichtbakken terzijde van het podium, staat gitarist zich ZAHN in het zweet te werken al voor de officiële speeltijd is aangevangen. De best chaotische snaren-ragger is bezig met het intro van een electro-noise-drone-achtig nummer, waarbij al snel een drumsample, keyboard loops, en (erg strakke) bas en drums volgen. De podiumpresentatie is intens en bevlogen, de gitaar en bas uitingen lijken mij technisch niet al te moeilijk, maar de mannen hebben het daadwerkelijk heel druk met effecten aan-en-uit trappen, knopjes bedienen en toetsen aanslaan. De bassist bedient ook het keyboard, de gitarist heeft als extraatje een tingel-tangel mini keyboard, en allebei ook nog wat neventaken aan elektronische apparatuur-bediening. De drummer kan knap vasthouden aan zijn eigen ritmes, ondanks de “verstoring” door sample beats en loops, waar hij een knappe aanvulling op is. De kleine zaal van Doornroosje is goed gevuld met publiek, waarvan ik veel koppies op en neer zie gaan en een enkeling zie ik zelfs dansen. Wanneer ik later nog even bij de merchandise stands verzeild raak, staan er ook best veel mensen bij de Zahn stand hun inkopen te doen, dus ze hebben duidelijk een behoorlijk publiek aangesproken. Als (amateur)muzikant kan ik het gepresenteerde best als creatief en kundig beoordelen, maar genieten kan ik hier absoluut niet van. Deze muziekjes liggen toch wel heel erg ver van mijn persoonlijke voorkeuren en comfort-zone. Na een kwartiertje is dit echt genoeg geweest.

Enige gelijkenis met Black Sabbath en seventies occulte rock bands heeft Green Lung wel, maar eigenlijk zijn ze misschien ook wel iets te veel metal voor dit stoner-rock feestje. Toch zie ik veel bandshirts in het aanwezige publiek en wordt de band ook behoorlijk warm ontvangen. Er wordt een mooie dwarsdoorsnede van het repertoire gebracht en de band probeert er echt een feestje van te maken. Er is ook weer enige aandacht voor de aankleding van het podium geweest; enkele banners en additionele attributen zijn aanwezig op het podium. Toetsenist John Wright moet een rotavond hebben gehad; hij heeft volgens mij de helft van de nummers niet meegespeeld, maar zat dan op zijn knieën onder het drumpodium te rommelen, omdat hij probeerde een technisch mankement te herstellen. Deze situatie heeft denk ik wel een stempel op de show gedrukt, maar de mannen hebben toch echt geprobeerd er het beste van te maken. Gelukkig kwam Tom Templar niet direct bij aanvang, net als bij Helldorado, met zijn “Hey…., Hey…., Hail…, Hail…, Hail Satan…” maar ook wanneer hij dit na het opzwepende ‘Maxine’ pas de zaal in slingert, is de respons van het publiek weer erg lauw. Dat de band occulte thema’s tekstueel en qua vormgeving verwerkt in en bij hun prima muziek, betekent nog niet dat ieder publiek van deze oproepen heel erg enthousiast wordt. Een beetje aankleding is vermakelijk en een aanvulling, maar deze heidense zegeningen heeft de band helemaal niet nodig.

Als frontman doet Templar het verder uitstekend; met een expressieve podiumpresentatie en een door de bank genomen prima vocale vertolking. Ook de zeer solide ritmesectie doet zijn werk goed met Matthew Wiseman op drums en de steady bassende Joseph Ghast die ook opvalt met zijn additionele kopstem koortjes. Ik blijf er bij dat Joseph en ook gitarist Scott Masson eigenlijk hun gitaar veel te hoog hebben hangen voor rock ‘n’ roll, maar Scott is toch wel fenomenaal snel op (ditmaal) zijn SG; toch geen strijkplank die je verwacht bij dit soort hogesnelheids-licks die je zo nu en dan om de oren vliegen. Gelukkig is het niet allemaal alleen maar metal-notenpoeperij, maar kan de man ook heel mooie expressieve stukken uit zijn snaren persen. Vooral de laatste nummers deden me stiekem hopen dat dit optreden toch nog wat langer had mogen zijn; een zeer gedreven versie van ‘Forest Church’ van hun sterke laatste album, bandklassieker ‘Let The Devil In’ en het schitterende ‘Graveyard Sun’ maakten dit toch weer een optreden om met heel veel plezier aan terug te denken.

Als kunstproject was dit Bonnacons Of Doom wat mij betreft helemaal geslaagd geweest. Mooie belichting, bandleden uitgedost in het zwart met kappen, waarbij spiegels voor het hoofd geplaatst zijn en een frontvrouw die er bijna als (ietwat hysterische) hogepriesteres het voortouw neemt. De muziek kan daarnaast ook de luisteraar meenemen in een repeterende maalstroom van riffs en ritmes, die voor veel mensen behoorlijk dansbaar zijn. De oosters aandoende, bij vlagen behoorlijk krijsende vocalen en de trance-achtige ritmes, zijn ondanks de toevoeging van de riffs door scheurende gitaren niet voor iedereen weggelegd die naar een festival komen waar de hoofdmoot toch stoner-rock is. Deze keer ben ik eens vrij achteraan bij de uitgang gaan staan, waar ik een heel groot verschil in binnenkomst ervaringen kon zien. Twijfelaars heb ik niet veel gezien; dit was een kwestie van binnenkomen en weer heel snel wegwezen, of toegeven aan de maalstroom en je laten meevoeren door deze band.

Monolord! De band waar iedereen over praat en die ik tot op heden als drietal zag. Vanavond is er, in elk geval tijdens de soundcheck, een vierde persoon bij, om de toetsen te beroeren. En…een extra gitaar? Ik weet niet wat ik zie, maar het lijkt alsof Monolord vanavond een andere formule gaat spelen dan gebruikelijk. En dat is eigenlijk alles waar ik op hoopte, omdat het anders wel heel erg een monotone bedoening zou worden. Nog steeds de soundcheck, en hiertijdens lijkt de boel wel erg georganiseerd. Let’s see what happens. De manier waarop ze opkomen, met zijn vieren, is geweldig. Naast dat de bassist een zonnebril draagt en ietwat ongeïnteresseerd kauwgom kauwt, klinkt het eerste nummer, ‘Icon’ meer solide en overtuigender dan ooit. ‘Glaive (It’s All the Same)’ klinkt ook moddervet en dik. ‘Rust’, heeft vervolgens veel meer pit en klinkt nog doomier dan gebruikelijk door de tweede gitaar. Wat ook geldt voor ‘Larvae’: elk nummer heeft veel meer body (dat kan blijkbaar) ook omdat er tijdens solo gedeeltes nu gewoon ook zware ritmegitaren kunnen blijven spelen. Na nog een nummer kan ‘Empress Rising’ niet uitblijven. Cliché maar een favoriet, en inderdaad, ook hier komen ze nu mee weg omdat het gewoon beter klinkt dan normaal. Ik heb eigenlijk al genoeg gehoord. Dit is Monolord 2.0, een verbeterde, zwaardere versie van zichzelf. Ze zijn het stoner doom genre ontgroeid en zijn nu meer doom dan ooit. Ik ben blij dat ik ze nog niet had opgegeven. Ze zijn groter geworden, niet alleen in populariteit, maar ook in prestatie. (Maar gast, doe die kauwgom weg!)

Ik ga het toch weer aankaarten, want ik vraag me tijdens sommige optredens af waarom de luide praters en verstoorders altijd hun weg naar vooraan weten te vinden. Ik denk dat ik ook de wortel van het probleem heb gevonden en dat is als groepen mensen van middelbare leeftijd naar dit soort congregaties komen en vanaf het middaguur staan te tanken. Super gezellig, maar als je dan voorin de zaal hardop, want ja, je wil elkaar verstaan boven de luide muziek uit, gaat staan praten over feitjes uit 1995 en hoe het met de kinderen van Jeanette gaat… Hier moet een politieke partij aandacht aan gaan besteden. Als deze mensen nou eens niet zouden drinken maar lekker aan de bong gingen hangen, daar word je een stuk rustiger van.

Space, kraut en psychrock uit Japan, met muziek die in de basis opgebouwd is uit jams; kan leuk zijn. Een zwijgzaam trio genaamd Dhidalah betreed het podium en begint te stemmen, slaat een paar keer op de trommels en het muzikale tapijtje wordt uitgespreid. Een steady baslijn, even strakke drums en in eerste instantie best vals klinkende gitaarklanken. Tja, die oosterse toonladders zijn toch andere koek. Na enkele minuten trekt dit bij (ook ietwat gewenning?) en de gitaar gaat zo nu en dan behoorlijk tekeer. Ik betrap mezelf er op dat ik bij momenten het geluid, waarschijnlijk een combi van een wah-wah en een goedkoop Casio-achtig keyboard geluidseffect, beslist niet mooi kan vinden. De echt zwaardere stukken en enkele lekkere soleerpassages kan ik echter erg waarderen. De bassist neemt enkele van ver klinkende, oosterse, voor mijn gevoel wat lijzige zanglijnen voor zijn rekening, maar hij lijkt door zijn zijdelingse opstelling deze zang tot zijn andere bandleden en niet tot het publiek te richten. De drums zijn zoals eerder gezegd heel strak, maar niet erg creatief of interessant, ondanks de bij vlagen bijna jazzy aandoende ritmes. Een dronebeat die dansbaar zou kunnen zijn, ontstaat hierdoor soms wel. De enige die echt een beetje presentatiegevoel heeft, is de gitarist; niet in woorden, maar in het showelement van zijn gitaarspel. Zo van “kijk mij eens, met één hand” of de “opstijgende gitaar”, en meer van dat soort dingen. De man is nog geen virtuoos a la Akira Takasaki, maar hij kan echt wel wat. Na een toch wel onderhoudend setje van een klein half uurtje moet ik dit echter voor gezien houden en zelfs reeds huiswaarts. Geen Kadavar (had ik erg naar uitgekeken; eindelijk met goed geluid) en C.O.F.F.I.N. voor mij meer; Bart moet het karwei afmaken. (Cor)

Kadavar komt op met veel latex, leer, doorzichtige vestjes en andere Halford parafernalia en de muziek die ze produceren klinkt niet minder Priest dan Priest. Gelikt, stevig, ritmisch. Maar de vergelijking is dun, op zijn meest. Alhoewel Kadavar ons trakteert (want een traktatie is wat het is) op hoge vocalen heeft dit een heel ander riff-gehalte. De band staat op het podium als een, op de bassist na, die met zwierige bewegingen en een soort van stotende heupdeuken rondloopt, timide glamband. En die bassist dat is één geile beer, moeilijk te weerstaan als hij ook nog eens een gemene portie basspel neerlegt. (Takes one to know one?) En dat doet hij. De hele band speelt trouwens gemener dan je zou denken en een vuige jaren 70 rock/metal komt met gemak uit de boxen. Na een tijdje nemen de gitaren een meer occulte, meer passend geluid aan, en de band blijft losgaan. Er werden ons riffs geserveerd vanaf een riff-dienblad. En daar tussendoor heerlijke solos. Wat wil je nog meer? . Dat Kadaver heavy as fuck zijn blijkt wel uit het volgende voortstuwende, trompende nummer waardoor je niet alleen van je spreekwoordelijke stoel glijdt maar ook weer lekker gaat headbangen. Als je dan even de zaal verlaat en terugkomt heb je het idee dat je vier eeuwen verder bent want de muziek is nu een door synths geassisteerde meuk van gitaargeweld die je vijf minuten geleden niet had verwacht, maar wel enorm veel zin in hebt. Wat de zanger zegt voor helaas de laatste twee nummers valt ook in lijn met wat ik begreep. (‘Give each other head!’) Die rock ‘n roll gaat ook gewoon door tot het eind. Kadavar zet een bijzonder krachtige set neer. De vibe was sensueel en door het publiek geaccepteerd, en zonder genade nam het laatste nummer ons te grazen. Yes, nog even flink uit je dak gaan.

En ik schrijf die laatste zin terwijl C.O.F.F.I.N. net begint! Dit is duidelijk een band waarbij je gaat of staat. En de hele zaal wil duidelijk gewoon lekker gaan. En niet naar huis. De laatste band op Sonic Whip is tot nu toe elk jaar een hele vette afsluiter en 2024 is geen uitzondering. Dit is wederom een metalband die gewoon tot aan het gaatje gaat en daar ver voorbij. Dit is Valient Thorr, maar Australisch. Ongecompliceerde metal, simpel maar effectief en met enigszins een boodschap. Dit gaat heel de tijd alle goede kanten op en is een feest an sich. Zoals bepaalde bands op de eerste dag het festival inluidden, doet deze band dat nu perfect uitluiden. Rock ‘n roll baby, en waar je ook vandaan komt, als je van rock houdt ben je familie.

Het einde is dan daar en ik kan niet anders concluderen dat Sonic Whip 2024 uiterst geslaagd was.