Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Roadburn 2025 – 013 Tilburg – zaterdag 19 april 2025

“Voordeel is wel dat ik daardoor ruim op tijd ben voor de volgende band die ik hoog op mijn lijst heb staan”
En toen was er nog maar één… Voor tweederde van het illustere trio dat jaarlijks voor Arrow Lords of Metal verslag doet van Roadburn kwam er zaterdag een abrupt einde aan het festival. Maar, the show must go on – dus ook op minder dan halve kracht is dapper verslag gedaan van een boeiende en uiterst vermoeiende derde dag van Roadburn.
16 mei 2025 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Bas Smith | Fotografie: Bas Smit, Edwin Hoogschagen

De zaterdag begon vroeg, erg vroeg met een telefoontje. De slaap was snel verdwenen en de conclusie na dat telefoongesprek was dat Roadburn 2025 voor ons klaar was. We werkten nog een boterham naar binnen, dronken een kop koffie en begonnen onze spullen te pakken. Terug naar huis, want er zijn dingen die belangrijker zijn dan een festival, zelfs als dat festival Roadburn heet. Dus geen Altin Gün, Chat Pile, geen OXN, geen bands die ik nu nog niet kende maar waarvan ik me later zou afvragen hoe ik ze ooit heb kunnen missen. Niets van dat. Na Bas te hebben geïnformeerd dat we wegens een familienoodgeval moesten vertrekken en hij er verder in zijn eentje de eer van Arrow Lords of Metal moest hoog houden, was het – helaas – voor ons klaar.

En zo ben je wegens onfortuinlijke familieomstandigheden nog de enige razende reporter voor dit metalzine op Roadburn. Met zijn drieën is het al nauwelijks toereikend om een adequate sfeerschets van festival en bands in woorden vast te leggen, in je uppie is het helemaal willekeurig nattevingerwerk om er een goed gedestilleerd verhaal van te maken, zonder te vervallen in fraai geschreven, maar oppervlakkige artikeltjes die in de landelijke bladen zijn verschenen.

De eerste tegenvaller doet zich meteen al aan bij de openingsact op deze best aangenaam zonnige zaterdag. Op het onmogelijk vroege tijdstip van 13.00 uur speelt het Noors feministische blackmetaltrio Witch Club Satan in The Terminal en ik ben al blij dat ik op deze fileloze zaterdag vanuit Utrecht vóór aanvang op de Spoorzone arriveer, maar de file wachtenden voor de zaal bestaat uit meer mensen dan er aan mensen in de zaal staan: het lijkt hier knooppunt Terbregseplein wel. Onbegonnen werk. Getriggerd door hun opmerkelijke videoclips voor o.a. ‘Fresh Blood, Fresh Pussy’ was ik zeer nieuwsgierig geraakt hoe de band hun provocatieve blackmetal op het podium zou brengen. Een blackmetalkruising van Rockbitch en Pussy Riot? Ik heb het helaas niet kunnen zien, maar de beelden op YouTube laten een zeer theatraal optreden zien. Met ook zeer opruiende slogans.

Voordeel is wel dat ik daardoor ruim op tijd ben voor de volgende band die ik hoog op mijn lijst heb staan. Dødheimsgard (DHG) was ik al een jaar of twintig uit oog en oor verloren, maar middels hun laatste en geweldige album ‘Black Medium Current’ (2023) staat de band weer in het midden op mijn radar. Evenzogoed is het curieus dat ook deze (voormalige) blackmetalband al midden op de dag geprogrammeerd staat. Ik schrijf voormalig tussen haakjes, want er zitten nog wel wat flarden black metal in hun sound, maar dat zijn maar sporadische momenten in hun avontuurlijk potpourri van progressieve en avant-garde metal. Zoals zoveel bands, meer dan ooit lijkt wel, speelt ook DHG een album integraal, in dit prettige geval hun laatste. Had ik al geschreven dat dat een dijk van een plaat is? Nou, die plaat blijft live ook recht overeind staan. Sodeju, dit optreden is een vroeg (letterlijk) hoogtepunt van de dag. Fantastisch geluid, geweldige musici, sfeervolle en toepasselijk surrealistische visuals (een mix van steenoude scifi/horrorfilms, avant-gardevideo’s, bandlogo’s en ruimtebeelden) en met de absolute smaakmaker van de band: oppertrol Vicotnik die een masterclass entertainen geeft. Had ik op voorhand verwacht dat DHG zo’n typisch klinisch spelende band zou zijn die alleen maar hun muziek zou spelen met nul-komma-nada-noppes-niks interactie met het publiek: het tegendeel blijkt waar. Wat een bruisende energie en charmante gekte voegt Vicotnik aan het optreden toe. Gehuld in een half-glitterjasje, vage corpse paint en regelmatig onhandig stoeiend met een zwarte bruidsluier, duikt hij met grote regelmaat het publiek in en is hij ook de spraakzaamheid zelve tussen de nummers door. En bijna overdreven beleefd, want naast alle dankbetuigingen aan Roadburn dat ze de kans krijgen om deze plaat te spelen verexcuseert hij zich zelfs als hij even een seconde de titel van het nummer vergeet die hij wil aankondigen. Aandoenlijk. En hij heeft de grootste schik als hij regelmatig in zijn gebalde vuist blaast en er een dikke witte poederwolk in de lucht schiet. Curieus, maar vermakelijk. Je zit bijna te wachten op een of andere Hans Klok-act en dat er een konijn of duif tevoorschijn komt. Of in dit geval wat toepasselijker: een vleermuis of poolhaas. Voor dit optreden staan er niet minder dan acht (gast)spelers op het podium en voor het slotnummer ‘Requiem Aeternum’, een creepy horrorballad in de beste King Diamond-traditie, schuiven de twee achtergrondzangers nog naar voren voor een kleine hoofdrol. De valse start met Witch Club Satan is volledig vergeten.

Terwijl Steven Von Till zijn tweede optreden geeft op Roadburn, deze keer als openingsact op de Main Stage, zit ik mijn geld stuk te slaan bij de merchandise. Ik loop nog toevallig de zangeres van Nederlands cult deathmetalband Acrostichon tegen het lijf. Nee, ze treedt niet op, ze was alleen even wezen kijken in de Hall Of Fame naar Haatdrager, een jonge studentenband van het Eindhovense Rockinstituut (waarmee Roadburn al een paar jaar een samenwerkingsverband heeft met de studierichting Metal Factory). Ze is een tante van een de bandleden en ze stond daar het hele optreden trots als een pauw te wezen. Ze kende verder totaal niks van het hele Roadburnprogramma en besloot daarna ook weer naar huis te gaan.

Ik niet, want ik elleboog mij naar voren in diezelfde Hall Of Fame, want na Haatdrager speelt daar Grey Aura, misschien wel de meest eigenzinnige avantblackmetalband van alle Nederlandse eigenzinnige avantblackmetalbands. En dat zijn er inmiddels nogal wat. Hun laatste, derde plaat ‘Zwart Vierkant: Slotstuk’ is net uit en is verpakt in misschien wel mijn favoriete albumhoes van dit jaar tot nu toe (van olieverfschilder Tyler Scully, dus niet van de Russische futurismeschilderes Natalja Gontsjarova waar een songtitel op dit album naar is vernoemd). Ik had geen zin om in dat kleine zaaltje met een LP rond te banjeren, dus ik laat de aanschaf nog even op zich wachten. Dat wachten had ik beter niet moeten doen, want ik kom niet lekker in het optreden. Het geluid is hard, koud, kil, Spartaans en enorm hoekig. Dat is de muziek van de band grotendeels ook, maar ik mis het mystieke en het ongrijpbare element die de plaat bij mijn strot doen grijpen, maar waar ik nu live vergeefs naar grijp. Ik probeer en doe mijn best, maar ook de Nederlandse zang staat mij tegen en klinkt niet lekker. Nu is ‘lekker’ ook niet waar de band in hun sound naar streeft, maar waar het op plaat fascineert, daar irriteert het live. Terwijl er hoegenaamd niet zo veel verschil is. Misschien zit ik nog met mijn hoofd te veel bij DHG? Verdorie, balen zeg. Daardoor voel ik na het optreden niet de gretigheid om de plaat alsnog te kopen. Nu ik @ this very moment het album weer beluister heb ik daar toch weer spijt van, want wat deze Utrechters creëren is echt een excentriek staaltje claustrofobische, avontuurlijke avantblack. Misschien toch meer voor de koptelefoon dan voor het podium?

Wat live veel beter uit de verf komt is Uniform in The Terminal. Militant beukend en snoeiharde noiserock die zo zwaar, heavy en met bijkans industrieel nihilistisch geweld wordt gebracht dat het bijna als sludgemetal klinkt, maar dan gespeeld door een hardcore band. De band loopt al wat jaren mee en heeft in negen jaar tijd acht albums uitgebracht, maar ondanks samenwerkingen met The Body en het Japanse Boris, wist dit gezelschap mijn oren tot voor kort niet eerder te kruisen. Dat gaat na dit optreden zeker vaker gebeuren. Met name de volledig in een keurig zwarte outfit geklede zanger (Michael Berdan) weet een onuitwisbare indruk op mij te maken. Zijn stemgeluid is volstrekt uniek en heeft een soort schrapend, schurend geluid waarbij ik de hele tijd moet denken een furieus opgefokte kraai met anger issues. Nu vergelijk ik het stemgeluid van Axl Rose ook met een schorre kraai, maar de stembanden van Berdan klinken wezenlijk anders (en duizend keer heftiger en beter) en geven de toch al weinig lichtzinnige noisemetal extra veel intimiderende impact. De band speelt hun laatste album ‘American Standard’ (2024) integraal. Alleen beginnen ze niet met het dik twintig minuten durende titelnummer, maar sluiten er mee af. Dat vangt aan met een lang a capella stuk en Berdan zingt, nee brult het met overdonderend volume zonder microfoon de zaal in. Zonder microfoon. En The Terminal is groot, hè? Als je zijn stemgeluid probeert te imiteren en met hetzelfde volume, ik verzeker je: je bent binnen een minuut zo schor als een hoepel, of je bent volledig je stem drie dagen lang kwijt, en je solliciteert sowieso om in no time larynxkanker op te lopen. Dat het lange titelnummer zonder lichtshow werd gegeven (technisch foutje?), maakt voor de impact weinig uit. Indrukwekkende, loeiharde performance.

Vorig jaar was een onbetwist hoogtepunt het optreden van de Ierse dronefolkband Lankum. Ik krijg al bijna kippenvel door alleen maar aan dat optreden terug te denken. Dit oordeel werd breed gedragen en zodoende wordt het succes van Lankum op deze editie nog eens dunnetjes overgedaan met diverse bands die een link hebben met Lankum, zonder dat Lankum dit jaar zelf optreedt. Eerder deze dag speelde al One Leg One Eye (alter ego van Ian Lynch) in de Kleine Zaal, maar ik kan niet overal tegelijkertijd zijn. De meest in het oog springende naam van deze Lankum-links is ØXN, de formatie waarin ook Radie Peat zingt. En mellotron speelt. En harmonium. Zij zit helemaal links op het podium achter de mellotron in een opmerkelijk en onverwacht sexy outfit: een kort rood leren rokje en een doorschijnend bloesje dat met twee zwarte banen ervoor zorgt dat het niet al te veel lijkt op een creatie die eerder gedragen zou worden door Bianca Censori. Aan de rechterkant zit achter het keyboard de andere zangeres: Katie Kim. Zij en Radie wisselen de lead vocals met elkaar af. Midden achterin is de ritmesectie (al zorgt de bassist voor ook de nodige elektronische lagen). Het lijkt meer op een theateropstelling dan die van een rockpodium. Nu is Lankum al behoorlijk zwaarmoedig en minimalistisch, ØXN doet daar zo mogelijk nog een schepje bovenop. Al bevat de soms pikzwarte folk van OXN wat meer elektronische (triphop)beats en uptempo fragmenten, waardoor er toch een sprankje hoop en licht gloort. De formatie treedt weinig op: dit is volgens setlist.fm sinds hun podiumdebuut in oktober 2023 pas hun negende optreden (al hoor ik Katie zeggen dat het pas hun zevende show is), maar toch staan ze al op primetime zaterdagavond voor een volle grote zaal. De band start met de traditional ‘O Death’ en daarna spelen ze integraal het debuutalbum ‘Cyrm’(2023) in een door elkaar gehusselde volgorde. Nu zijn de gezongen nummers van Katie erg fraai, maar als Radie aanvangt met het bloedstollende ‘Cruel Mother’, dan gaat er toch een extra diepe siddering door al mijn vezels. Zeker als Radie en Katie in harmonie zingen. Het decor en de lichtshow zijn sober in stemmig rood, net als de albumhoes dat gedurende het gehele optreden op de backdrop wordt geprojecteerd. Het is een emotioneel en wonderschoon optreden, maar het komt net wat statischer en minder organisch over en mist uiteindelijk nét dat beetje magie dat Lankum vorig jaar wel creëerde. Misschien was dat toen ook het verrassingseffect. Het was derhalve prachtig, maar niet legendarisch.

Tijd om weer onbekende shit te checken. Hiervoor blijkt Kuunatic een ideaal slachtoffer. Onbekend, vervreemdend en van verre streken over komen vliegen. Het blijkt een drievrouwsformatie uit Tokio. Daarmee houdt meteen elke vergelijking met Shonen Knife aan de linkerkant en Babymetal aan de rechterkant op. Het lijkt, thematisch gezien, eerder op Magma uit Frankrijk, en dat komt omdat beide formaties er een denkbeeldige planeet (Klüna versus Kobaïa) met zelfgecreëerde leefregels en muzikale wetten op na houden. De bandnaam is dan weer afgeleid van het Finse woord voor maan (Kuu) en daar vind ik een aanknopingspunt: het ritualistische, tribale karakter van de merkwaardige folkkanken zou je met een beetje fantasie in hetzelfde idioom kunnen plaatsen als het Zweeds-Finse Goat. Maar nu zoek ik mogelijk te krampachtig naar aanknopingspunten. Is eigenlijk ook niet nodig, want ondanks het hoge eigenzinnigheidsfactor van hun avantgardistische en mystieke benadering van Japanse folk, heeft het voldoende psychedelische en ritmische en/of ambient elementen om er goed in mee te gaan. De dames – een toetsenist, een bassist en een drummer – hebben excentrieke hoofddeksels met passende gewaden, een voorliefde om met belletjes te rinkelen en op een dwarsfluit te spelen, en zingen alle drie, soms zelfs a capella, waarbij de harmonieën soms mooi, soms onheilspellend, soms vervreemdend en soms ook wat wiebelig klinken. Qua presentatie en “Aziatische muziekmystiek” moet ik onwillekeurig denken aan het al evenzo aparte Roadburn-optreden van de Chinese doomformatie Zuriaake, back in 2018, al is het dan weer niet zo verpletterend overdonderend als de ritualistische folkwaanzin van Senyawa, drie jaar geleden in The Terminal. Evenwel een meer dan fascinerende kennismaking.

Na deze klinkende cultuurclash even wat muziek opzoeken die ik wél ken, maar evenzogoed uit exotische streken komt. Nouja, exotisch? De band komt uit Amsterdam en is opgericht door bassist Jasper Verhulst. Maar de band speelt psychedelische folkrockcovers van Turkse traditionals. ¿Qué? Ja, Altın Gün is een vreemde eend in de programmering die eigenlijk al louter uit vreemde eenden bestaat. Walter Hoeijmakers is vijf jaar lang bezig geweest om de band te overtuigen om op Roadburn te komen, hij heeft zelfs zijn ideale setlist aan de band voorgelegd, en nu, in 2025, heeft de band eindelijk toegehapt. De band is populairder in het buitenland dan hier in Nederland, maar Walter blijkt zijn gelijk te krijgen. Al vanaf het eerste nummer verandert de mensenmassa voor het hoofdpodium in een dansende menigte. Als ik om me heen kijk, vermoed ik dat er mensen zijn die een dagkaart hebben aangeschaft speciaal voor deze band, want ik zie diverse groepen (vermoedelijk Turkse) mensen luidkeels meezingen met diverse nummers. De band houdt zich (natuurlijk) niet helemaal aan de gedroomde setlist van Walter, want de eerste drie nummers zijn nieuw en zelfs nog niet eerder live gespeeld. Ik ben zelf wel enigszins bekend met de jaren 70 psychedelica uit Turkije (zoals Cem Karaca, Janko Nilovic, 3 Hür-El, Erkin Koray en Barış Manço, om een paar van mijn favorieten te noemen), maar Altın Gün duikt nog een stuk dieper in de obscuriteit en komt met bewerkingen van mij onbekende traditionals of artiesten als Neşet Ertaş, Sadık Doğanay en Arif Sağ: wie kent ze niet? Ik denk het merendeel van het publiek niet, maar dat maakt geen Turkse neyfluit uit. En je kan de band erop afrekenen dat het feitelijk een veredelde coverband is, maar de hele zaal danst met grote grijns op de melodieuze, melancholische Turkse melodieën. Wat een muzikale mindfuck is dat met de band die hierna op dit podium zal staan. Het enige dat ik jammer vind, is dat de liedjes erg kort zijn. De vibe, de sfeer, de groove: ze schreeuwen regelmatig om een lekkere extended jam waar je als muzikant én luisteraar helemaal in kan opgaan alsof je je een spontane amateurbuikdanser waant, vooral dankzij het aanstekelijk jengelend Oosterse gitaarwerk en de bijkans tranceachtige beats. Maar nee, de meeste liedjes duren keurig tussen de drie en vijf minuten. De band stond al een flink aantal jaren om eens live te zien, dus hoe tof is het om ze dan eindelijk te zien op het meest avontuurlijke festival ter wereld? Heel tof.

Voor de baklavatoetjes van Altın Gün bedank ik, helaas, want ik ga in gestrekte draf naar The Terminal, want daar staat pageninetynine (Pg. 99) op het punt om los te gaan. Na drie bands met wereldmuziek is het nu de hoogste tijd om weer eens ziedend en snoeihard erop los te rammen. Ik ken de band (een beetje) uit lang vervlogen tijden (lees: rondom de millenniumwisseling), dus ik krabde even vertwijfeld op mijn achterhoofd toen ik deze bandnaam zag staan in het blokkenschema. Het blijkt dat de band eigenlijk al twintig jaar op zijn reet ligt, maar dat ze sindsdien af en toe een reünieconcert hebben gegeven, wat uiteindelijk resulteerde in een heuse reünietournee door Europa deze lente. Drie bandleden spelen tegenwoordig hele andere muziek in Pygmy Lush en die band trad gisteren op, waarover je al hebt kunnen lezen. Vanavond staat de band rondom de zangers Chris Taylor en Blake “Tiny Dancer” Midgette voor het eerst op Nederlandse bodem. En ze hebben daarvoor een heel legioen aan bandleden meegenomen. Waarom hardcore met vier man spelen als dat ook met zijn tienen (!) kan? Zo’n beetje elk bandlid die destijds bandlid was, staat nu op het podium. Ik moet denken aan Iron Maiden, alsof niet alleen Janick Gers als zesde bandlid aan de band is blijven plakken, maar dat ook Clive Burr en Paul Di’Anno nog mee zouden spelen. Als ze nog hadden geleefd… Enfin, PG.99’s album ‘Document #8’ (2001) is een klassieker in het screamo genre en die plaat komt dan ook bijna in zijn geheel voorbij. Ik wil je een paar songtitels niet onthouden, want die alleen zijn al prachtige poëzieminiatuurtjes: ‘More Complicated Than a Sci-Fi Flick’, ‘Your Face Is a Rape Scene’, ‘Living in the Skeleton of a Happy Memory’ en ‘Ballad of Circling Vultures‘ staan zoal op de setlist. Het podium lijkt wel het huishouden van Jan Steen met al die rondzwalkende (bas)gitaristen – ik tel er zes – en alleen bandlid nummer 10 zit (letterlijk) er een beetje verloren bij aan de zijkant, achter een floor tom. De beukende hardcore krijgt door het overbevolkte podium een wat los, bijna jammend karakter, niet in de laatste plaats door de dreigend klinkende intermezzo’s en instrumentale passages, al dan niet omdat een van de twee zangers, of allebei, weer eens het publiek induikt. Dat geeft adem én dynamiek aan het optreden, zodat het niet louter blinde razernij is. Maar als de band weer losbarst, dan ontstaat er met het grootste gemak weer een pit en wordt er lustig gezwommen over de handen van mensen. Ik sta er met een grijns van te genieten.

Diezelfde entourage verwacht ik ook als ik in eenzelfde gestrekte draf weer terugkeer naar het hoofdpodium van de 013 (bandhoppen op Roadburn is een Olympische topsport), want de laatste downtuned gitaren van Pg. 99 vallen samen met de openingsakkoorden van Chat Pile. Het succes van Chat Pile komt snel. Ten tijde van hun debuutplaat creëerde de band al een buzz en was het een van de publiekstrekkers op Roadburn 2023, dit jaar heeft de band hun eerste Europese headlineshow en is het dé must-see-band op deze editie. Of je de band nu goed vindt, of niet. Nou, daar zit ‘em wel een beetje de kneep. De zaal is inderdaad behoorlijk volgepakt, maar ik weet dankzij mijn bescheiden postuur toch behoorlijk naar voren te wurmen, te kronkelen en te verexcuseren. De band komt relaxt en zelfverzekerd het podium op en begint met twee nummers van hun laatste plaat ‘Cool World’. De logge, hoekige noiserock op de Big Black-leest wordt eendenkuttenvet strak gespeeld en gaat er bij het publiek in als zoete koek, maar het smaakt mij helaas als een uitgedroogd mariakaakje. Zonder het spekvet van voornoemde vogel. Was hun optreden twee jaar geleden nog een verrassing en kreeg ik door het testosteronte optreden van zanger Raygun Busch er nog een positieve Henry Rollins vibe van, nu zag ik vooral een iets té relaxte gozer in zijn bermuda met iets te bolle, blote bierbuik zijn rol als entertainer wat nonchalant uitdragen. Met zijn intermezzopraatjes krijgt hij ook de lachers op zijn hand, maar ik kan zijn slecht gearticuleerde babbeltjes maar moeilijk volgen. Al is het wel grappig dat hij een lans breekt voor Paul Verhoeven en zijn filmoeuvre (waarin hij zelfs ‘Soldier Of Orange’ en ‘The Fourth Man’ niet vergeet). Maar de vonk slaat bij mij niet over, zelfs niet helemaal bij ‘Grimace_smoking_weed.jpeg’, het gruwelijk vervaarlijke magnum opus van het debuut, die i.t.t. hun vorige Roadburn-show deze keer wel wordt gespeeld. Nee, dan was ik toch een stuk meer onder de indruk van de noiserock van Uniform, eerder vandaag. In mei speelt The Jesus Lizard in de Melkweg: eens kijken of de band waar Chat Pile de mosterd en de koek vandaan heeft gehaald, mij meer weet te overtuigen.

Voordat ik uitgeput mijn auto opzoek, besluit ik nog even om het hoekje te kijken in de Kleine Zaal, alwaar de drie Franse mannen van FOUDRE! zich in het zweet werkt om alle snoertjes, stekkertjes, knopjes en andere elektronica op tijd te activeren. Zelden zoveel snoer op een podium gezien. Niet behept met enige voorkennis besluit ik even af te wachten wat voor stijl er ons te wachten staat: het bandlogo ziet er tenslotte best metal-approved uit. Als ze eenmaal beginnen heb ik het gebodene, pulserende beats en Autechre-achtige IDM/ambient techno, met hangen en wurgen tien minuten uitgehouden. Alle bewondering voor Autechre, maar niet als ik nog amper op mijn benen kan staan en de pulserende beats als blikseminslagen mijn trommelvliezen teisteren. Er is nog een laatste dag te gaan.

Social media