Roadburn 2025 – 013 Tilburg – donderdag 17 april 2025
“ Je weet nooit wat je gaat krijgen, bands waar je nooit meer wat van hoort of bands die aan het begin staan van een fraaie carrière. ”

Het derde weekend van april – met de donderdag en vrijdag meegerekend – staat steevast dik omcirkeld in onze agenda’s, want Roadburn. Het intussen alom gekende festival in Tilburg dat allang niet meer uitsluitend om metal draait. Het is ondefinieerbaar en tegelijkertijd is het voor de kenner overduidelijk als je een band een typische Roadburnband noemt. Roadburn is geen Graspop of Wacken, dus echte megasterren staan er niet op de line-up, simpelweg omdat ze niet betaalbaar zijn voor een nichefestival zoals Roadburn. De left of centre programmering is dus niet alleen een artistieke keuze, het is ook bittere noodzaak. Het mooie is dan weer dat die beperking de kracht is van het festival. Je weet nooit wat je gaat krijgen, bands waar je nooit meer wat van hoort of bands die aan het begin staan van een fraaie carrière.
16 mei 2025 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Bas Smith | Fotografie: Bas Smit, Edwin Hoogschagen
Na een bijna zomers weekend valt het een beetje tegen als we donderdag in Tilburg arriveren voor het jaarlijkse uitje naar de uiterwaarden van de metal, genaamd Roadburn. Het is fris en druilerig, maar dat mag de pret niet drukken, toch? Als we voorzien van een polsbandje bij het epicentrum (de Spoorzone) arriveren is er even wat vertwijfeling. We komen hier nu voor de x-te keer, maar wat is er gebeurd? Alle randactiviteiten (festival en bandmerch, bars, labelstands) zijn naar buiten verplaatst, in al dan niet half open tenten. Dat is leuk als de zon schijnt, maar minder als het regent. Ook is gesleuteld aan de looproutes, waardoor het even duurt voordat we door hebben hoe we in The Terminal moeten komen (antwoord: via een deurtje aan de zijkant). Naar verluidt is de centrale ruimte die de merch en de verschillende zalen tijdens de vorige edities met elkaar verbond, te bouwvallig om nog veilig te zijn. Een verstandig besluit dus.
De band die deze editie officieus mag openen is Xiu Xiu. In de Koepelhal, na de 013 de grootste zaal op Roadburn. Anders dan de bandnaam doet vermoeden is deze band Amerikaans en resideert tegenwoordig in Berlijn. Al is zangeres-percussionist-elektronicabediener Angela Seo van Zuid-Koreaanse komaf, dus je zou nog kunnen denken: zij zal die bandnaam wel verzonnen hebben. Maar nee, zij kwam pas in 2009 bij de band en toen had de band in een tijdsbestek van zes jaar al negen albums uitgebracht, EP’s en singles niet eens meegerekend. U snapt, een massaproductieband. De albumteller staat inmiddels op 36. Niet gehinderd door enige kennis van dit omvangrijke oeuvre liet ik me blanco onderdompelen in de niet zelden zeer merkwaardige en experimentele klanken van het trio. Naast Seo staat de oprichter van de band, Jamie Stewart, ook op allerlei elektronicaknopjes, slagwerk en andere instrumenten te drukken en te slaan. Achter hen hebben we nog de drummer. De zo op het oor wat stevige, in indierock geankerde composities worden afgewisseld met pure geluidsexperimenten met allerhande slag-, blaas- en elektronische instrumenten. Geen idee wat ze naast een woodblock, belletjes, een soort scheidsrechterfluitje en een handgong nog meer gebruikten, daarvoor stond ik te ver van het podium, maar als ik dichterbij had gestaan, dan had ik de namen van de apparaten waarschijnlijk toch niet geweten. Het levert wel een fascinerend schouw- en geluidenspel dat behoorlijk intens wordt uitgevoerd. Een bijzondere band, waarvan ik me afvraag of hun muziek tot hun recht komt op een plaat. Live op het podium in ieder geval wel.
De Roadburn merchandise is om een uur of twee al grotendeels uitverkocht, wat fijn is voor de organisatie maar minder voor alle festivalgangers die om wat voor reden dan ook meer tijd nodig hebben Tilburg te bereiken. Na deze eerste wereldproblematiek is het tijd voor onze (Edwin en Jan-Simon) eerste band. Glassing is een band uit Austin, Texas en doet volgens de info van Roadburn aan post-everything. Het kostte wat moeite om binnen te komen, de Engine Room puilt uit en aan het begin van de zaal staat iemand als een soort van conducteur te roepen dat iedereen even door moeten lopen, want linksachter is nog plaats. Linksachter aangekomen klinkt Glassing inderdaad als post-vanallesennogwat. Het is een beetje noise rock à la Jesus Lizard, wat sludgy doom met hier en daar wat blackened death gebrul, waarbij vooral de goede geluidskwaliteit opvalt. Het heeft wel eens beroerder geklonken in de Koepelhal. Glassing is een mooie opening waar we op zich best meer van hadden willen horen, maar ja… de vloek van de multipodia festivals: we willen op tijd zijn voor een van de met uitroeptekens aangevinkte shows, de integrale uitvoering van het nieuwste album ‘Muuntautuja’ van het illustere Finse gezelschap Oranssi Pazuzu en omdat Bas al appt dat er rijen staan om 013 binnen te komen is er geen moment te verliezen.
Roadburn is geen Graspop of Wacken, dus echte megasterren staan er niet op de line-up, simpelweg omdat ze niet betaalbaar zijn voor een nichefestival zoals Roadburn. De left of centre programmering is dus niet alleen een artistieke keuze, het is ook bittere noodzaak. Het mooie is dan weer dat die beperking de kracht is van het festival. Je weet nooit wat je gaat krijgen, bands waar je nooit meer wat van hoort of bands die aan het begin staan van een fraaie carrière. Oranssi Pazuzu was zo’n beginnende undergroundband toen ze voor het eerst naar Tilburg kwamen. Intussen is het (in de underground weliswaar) een grote naam en dan is het best bijzonder om een van je hoofdacts op de eerste dag het hoofdpodium te laten openen. Er is vast goed over nagedacht.
Het is druk, maar de situatie is gelukkig niet dramatisch. We zijn ruim op tijd om ons vooraan te nestelen. ‘Muutautuja’ is een tamelijk experimenteel album met veel ruimte voor synthesizers en die zijn dan ook prominent aanwezig op het podium. Van Moog bass synths tot meer conventionele apparatuur, het stond er en het werd gebruikt. Het is niet voor het eerst dat Oranssi Pazuzu op Roadburn staat, maar dit is waarschijnlijk hun meest experimentele set. Vanaf het morsecode achtige gepiep van het openingsnummer ‘Bioalkemisti’ gaat de band los. Het album wordt in een live setting, maar getrouw aan het origineel gespeeld. Dat is aan de ene kant knap, maar tegelijkertijd ook een beetje jammer, want ‘Muutautuja’ is een soort van koptelefoon Gesamtkunstwerk. Een album dat je in zijn geheel, in je eigen wereldje tot je neemt met veel, heel veel sinistere synthesizergeluiden. Een wonderlijk mengsel van old school black, shoegaze, psychedelica en – meer dan ooit – Klaus Schulze-achtige kosmische keyboardklanken. Er is weinig ruimte voor improvisatie of live gekkigheid en los van een wat uitbundiger gitarist is die er ook niet. Gevolg: hoe goed het ook is, het is ook een beetje saai zonder enige vorm van interactie. Oranssi Pazuzu doet wat er van ze verwacht werd, maar ook niet meer dan dat. Hoe spannend de plaat ook is en hoe getrouw aan het origineel de band die op het podium tot leven weet te brengen, de kans is klein dat dit achteraf gezien een van de hoogtepunten van het festival gaat zijn.
Omdat we toch in 013 zijn blijven we hangen om in de kleine zaal Alora Crucible mee te pakken. Dit is een van de uitlaatkleppen van de megaproductieve duizendpoot Toby Driver, het meest bekend van de avant garde metalact Kayo Dot. Alora Crucible is daarmee niet te vergelijken. Een band waarbij oordopjes niet nodig zijn, want de bezetting van citer (hammered dulcimer), viool, gitaar en toetsen is nogal new age. Het voelt alsof we op een ledendag van de Happinez of op de Libelle zomerweek beland zijn en het is nog net niet Kumbaya, maar zweverig op het kleffe af is het wel. Ik doe mijn best om in de muziek van Alora Crucible iets van heaviness, al dan niet redefined, terug te horen maar slaag daar niet in. Alora Crucible maakt het soort muziek dat je als soundtrack verwacht bij timelapse opnames van planten die groeien, bloeien en verwelken. Of andersoortige natuurdocumentaires. Het is mooi dat artiesten als Driver carte blanche krijgen op Roadburn om te doen wat ze willen doen, maar dit is niet echt aan ons besteed.
Kylesa daarentegen is meer old-school Roadburn en zoals we onlangs al van Walter hoorden in het gesprek dat we met hem hadden, is dit een bijzonder optreden. Het zal het eerste optreden in negen jaar zijn, nadat gitariste/zangeres Laura Pleasants door een diep dal ging en als bezoekster naar Roadburn kwam in het kader van therapie. De uit de winterslaap gewekte band is strak en energiek. Er is weinig te merken van de lange periode van inactiviteit. De sludge metal waarmee Kylesa ooit, in het kielzog van grotere broers als Mastodon en Baroness, bekend werd stond als een huis. De kern van de band, Pleasants en de andere vocalist/gitarist Phillip Cope, wisselt regelmatig van rol – dan is de ene de frontpersoon en het volgende nummer de ander. De setlist gaat kriskras door de discografie van de band, waarbij de albums Static Tensions en Spiral Shadow het vaakst langskomen. De ritmesectie is nieuw, maar overduidelijk ervaren en de tweede drummer, ten tijde van Static Tensions de gimmick (of vriendelijker gezegd, het keurmerk) van Kylesa, wordt geen moment gemist. Het maakt dat deze hernieuwde kennismaking met Kylesa (ze stonden in een ver verleden al eens op Roadburn) een prettige is. Degelijke, strakke metal met – uiteraard – de obligate bedankjes aan Walter en Becky en het hele fantastische lieve geweldige etc. team. Dat mag best gezegd worden, zelfs al zegt iedereen het.
Ex-Easter Island Head is een band die ik van te voren niet kende, maar wel de vetleren medaille voor beste bandnaam van de dag krijgt. We hadden geen idee wat ons te wachten stond al zou het feit dat de band de platen uitbrengt via Rocket Recordings een soort van kwaliteitsgarantie kunnen zijn. Eenmaal in de kleine zaal van 013 blijkt het een soort van sit-in te zijn. Vier als waren het keyboards in een halve cirkel plat neergelegde gitaren met nog wat bekkens en ander grut. Als deze Britten aan de slag gaan blijkt het vrij minimalistische hypnotiserende spacerock te zijn, waarbij de gitaren – zeer onorthodox en experimenteel – als een soort percussie-instrumenten worden bespeeld. Dusdanig minimalistisch dat in vergelijking Tangerine Dream uiterst uitzinnig is. Er lijkt geen einde te komen aan de aanloop en of er ooit nog wat spannends ging gebeuren, we zullen het niet weten want we hebben niet zo veel geduld en besluiten te vertrekken voordat we helemaal in slaap gewiegd zijn.
Meteen na Kylesa ging ik in gestrekte draf naar de Spoorzone, want in The Terminal staat Faetooth op punt van beginnen. Het is voor het eerst dat deze band uit Los Angeles in Europa speelt. Het doomgazetrio rondom bassiste-zangeres Jenny Garcia en gitariste-zangeres Ari May (vooruit, laat ik drummer Rah Kanan dan ook bij naam noemen) heeft de nodige aandacht vergaard met hun debuutalbum ‘Remnants of the Vessel’ (2022). Morgen verschijnt ook officieel de nieuwe single ‘Death Of Day’, die natuurlijk ook wordt gespeeld. Op plaat klinkt hun doommetal erg sfeervol en wordt gelardeerd met zware sludge én lichtvoetige shoegazepassages. Live vallen de lichtvoetige passages helemaal weg uit het geluid en is het vooral doom met sludge wat we horen. De grunt – en spaarzame zangpartijen klinken daarbij niet erg overtuigend. Afgezien van wat solopartijen waarbij de dames een beetje semi-sensueel om elkaar heen spelen is er op het podium ook niet veel spektakel te beleven. Al hoef je dat van een doomact ook niet te verwachten. Maar eigenlijk vind ik het een stiervervelend optreden. Jammer, jammer.
Nee, dan Great Falls. Aan de andere kant van het spoor is het een van de weinige keren dat het wel lukt om tijdig de Hall of Fame in te komen (bij Fire! en Black Curse blijkt dat volkomen onmogelijk te zijn). Great Falls is dertien in een dozijn noise rock, maar dat mag de pret niet drukken. Het rockt en gaat te keer en dat is wat we nodig hebben na de paaseilandhoofden en de tandenfeeën. De agressieve, hoekige mix van sludge en old-school hardcore gaat er in als koek. Je krijgt er trek van en dus is het tijd voor een hapje. Geen uitgebreid diner, daar is geen tijd voor want de volgende act op ons lijstje mag niet gemist worden.
The Ex bestaat intussen 45 jaar. Dat is langer dan de gemiddelde leeftijd van de Roadburnbezoeker. Hoewel, het zal niet veel schelen bij nader inzien. Ondanks de gevorderde leeftijd van oudgedienden Terrie, Andy en Kat (zanger Arnold de Boer is de benjamin van het gezelschap) is dit geen rollator-rock. Niet een van die dinosaurussen uit het verleden zoals we die tijdens eerdere Roadburn edities vaak langs zagen komen. The Ex mag dan bestaan uit kwieke zestigers (Terrie Hessels is zelfs al 70), de energie, het spelplezier en de onconventionele muziek zijn zonder weerga. De band is ooit begonnen als anarchistische hardcore punk, maar dat is het al lang niet meer. Het is moderne improvisatiekunst. Avantgardistische noise rock die leunt op de volstrekt unieke drumstijl van Katherine Bornefeld. Ritmisch, hoekig, swingend en bijna progressief in de ingewikkelde polyritmiek is het een van de pijlers van de band. Daarbij komen de drie gitaren die op iedere mogelijke manier worden bespeeld, vaak meer als percussieinstrument. Met schroevendraaiers, staalborstels, drumstokjes… je kan het zo gek niet bedenken of Andy Moor en Terrie Hessels weten de voorwerpen te gebruiken om aparte geluiden uit hun gitaren te krijgen. De declamerende, bijna droogkomische voordracht van Arnold de Boer, die een conventionelere gitaarstijl heeft, maken de integrale opvoering van het nieuwe album ‘If your Mirror Breaks’ tot het hoogtepunt van de dag. ‘When I grow up I want to be an apartment block’ is een one-liner die blijft hangen. De song die Kat mag doen en waarvoor ze van achter haar drumkit kruipt is eigenlijk een beetje een dip in de show. De begeleiding van de mannen om haar heen en de ontwapenende charme waarmee het sambaballen niemendalletje wordt gebracht maken veel goed. Dat The Ex lak heeft aan de toebedeelde tijd en daar ruim overheen gaat: niemand die dat erg vond. De schurende ritmiek van gitaren die met een borstel worden bespeeld is wat bijblijft.
Na zo’n optreden maakt het niet uit wat er komt, het zal tegenvallen. En de twijfelachtige eer is aan Gilla Band om die voorspelling waar te maken. Het is makkelijk flauwe woordspelingen maken over de naam en ik zal het er bij eentje houden: het was niet om te gillen, die Gilla Band. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat de volhouders misschien gelijk hebben gekregen, het tweede deel van de show was een stuk beter dan de eerste helft waarin de zanger vooral pijnlijk vals en onvast klonk. En dat terwijl zijn begeleiders een puik staaltje kraut-sludge neerlegden. Metronoomachtige ritmes en puntige gitaarhooks zouden op zich al genoeg zijn voor een prima instrumentale set, maar daar dacht de zanger helaas anders over. In de tweede helft, waarin de hardcore punk invloeden meer de overhand kregen, verbeterde hij zich gelukkig door grote inzet en intensiteit, maar het etiket zwakste schakel bleef, helaas.
Het plan was om nog wat van Black Curse mee te pakken, maar met een rij van 50 meter in de regen, werden de plannen al snel wat bijgesteld. Ik (Bas) besloot naar de V39 te gaan, waar in de ochtend en middag wel eens interviews en voordrachten plaatsvinden, maar waar deze avond ook broeder Dieleman optreedt. Inmiddels is hij ook een vaste gast op Roadburn, gezien zijn derde Roadburn op rij. Morgen zal hij met de zanger van Amenra het werk van de Mannen Broeders vertolken, maar hier in de V39 staat de broeder voornamelijk verhalen te vertolken, onder de welluidende titel ‘Het Spookte In Zeeuws Vlaanderen’. Hij wist niet alle stoelen bezet te krijgen, maar zo’n pak ‘em beet honderd man waren getuigen van zijn eerste voordracht over spookverhalen in Zeeuws-Vlaanderen buiten zijn eigen werkatelier. Nu babbelt Tonnie Dieleman, alias broeder, tijdens optredens al erg makkelijk, dus het mag geen verbazing wekken dat hij in deze intieme setting zich als een vis in de Schelde voelt. Het zijn aardige anekdotes over “mysterieuze” en “onverklaarbare” situaties in het Zeelandse polderlandschap uit vervlogen tijden, die hij steevast afsluit met de quasi-ironische opmerking “en dat is écht gebeurd”. Toch is de broeder erg serieus in de geschiedschrijving van deze sagen, want hij verhaalt ook over zijn aan- en ervaringen met het Meertens Instituut en dat het Instituut er maar ene potje van maakt. Ook ‘Jane Pape’, de heks die wordt bezongen op zijn album ‘Komma’ (2018), komt uitgebreid aan bod. Een enkele keer pakt hij zijn gitaar op en speelt, samen met zijn gitaar spelende kompaan (een oude bard waarvan me de naam is ontschoten), een nummer dat aansluit op een bepaalde anekdote. Op de vraag wie er in spoken geloofd, krijgt hij zowaar nog een handvol vingers uit het publiek in de lucht. Ik kijk naar deze vingerophouders en de blikken in hun ogen zijn bloedserieus. Wist de broeder tijdens zijn Roadburn-optreden van twee jaar geleden het publiek mee te laten zingen met een ggggristelijk stichtelijk gospeldeuntje, deze keer weet hij weet het publiek zelfs mee te laten zingen met een Zeeuws kinderliedje. Metalheads schamen zich ook werkelijk helemaal nergens voor. Maar het allersterkste verhaal is nog wel dat de broeder beweert dat hij Amenra-zanger Colin Van Eeckhout op het podium heeft weten te laten lachen. Écht gebeurd!
Op naar de 013 waar het droog en warm was. En waar lange tijd niks gebeurde. Ook een van die festival dingetjes. Het viel op dat het al behoorlijk rustig aan het worden was, een teken aan de wand. Behalve Oranssi Pazuzu en (voor de al wat oudere liefhebbers) The Ex waren er weinig echte trekkers. Zelfs de geheime shows zorgden niet echt voor opwinding, of het moest het speciale festivalbier zijn dat dit keer “Secret Show” heette. Het wachten was dan maar op de afsluiting van Concrete Winds, een Fins trio dat de “Hel(l)” in Helsinki benadrukte met een staaltje furieuze deathmetal met twee gitaren, een drumstel en geprogrammeerde bas. De nadruk lag op pure snelheid en Malmsteenachtige gitaarhalsacrobatiek. Knap gedaan, maar na een minuut of twintig behoorlijk eentonig. Tijd dus om af te sluiten. De conclusie van de eerste dag: niet de beste dag ooit, het sombere weer hielp niet echt mee en het gebrek aan échte headliners zorgde voor een wat tamme sfeer. Gelukkig was er – zoals altijd – de geheime troef onder het spoor: de accordeonist met zijn zes uur durende cover van de klassieker ‘Bella Ciao’.





Social media