Roadburn 2022 – 013 Tilburg – zaterdag 23 april
“Er is een groot blik Fransen opengetrokken voor deze editie”
Bij een meerdaags festival als Roadburn is de zaterdag vaak de dag waarop de grote namen staan geprogrammeerd. De publiekstrekkers, de veilige namen waarmee de kaartjes verkocht moeten worden. Bij Roadburn is alles net even anders. Uiteraard staan er grote acts op het hoofdpodium, maar verder is het vooral een komen en gaan van bijzondere en minder bekende namen. Acts die grenzen opzoeken en verleggen. Acts waarvan je van te voren weet dat ze voor controverse gaan zorgen: is dit metal, hoort dit wel op Roadburn? Is het daarmee ook de interessantste dag? Het Arrow Lords of Metal team mijdt vandaag de meeste voor de hand liggende keuzes en laat zich verrassen.
4 mei 2022 I Tekst: Jan-Simon Hoogschagen, Edwin Hoogschagen, Evil Dr. Smith (Bas) | Fotografie: Edwin Hoogschagen
Ook op dag drie hebben we wat opstartproblemen en we zijn niet de enigen als we rond een uur of twee het terrein van de Koepelhal oplopen. Het is nog erg rustig. De dromerige klanken van Midwife horen we dus niet live. Maar niet getreurd, een deur verder is Divide & Dissolve al bezig. Een duo bestaande uit een Amerikaanse met gemengd zwarte en Indiaanse achtergrond die in Australië is beland en een Nieuw-Zeelandse met een Maori achtergrond. Gitaar, drums, sopraansax en tapeloops, meer hebben ze niet nodig voor een sterk en op een heel andere manier heavy optreden. Dat komt niet in de laatste plaats door de krachtige monologen van Takiaya Reed over ongelijkheid en vormen van gaslighting waar ze mee te maken krijgt (“ik voel me onderdrukt” – “nee hoor, dat zie je verkeerd, je wordt niet onderdrukt”). De lange verhalen halen de vaart behoorlijk uit het optreden en zorgen ervoor dat het af en toe eerder een kerkdienst dan een optreden lijkt. De coole manipulatie van de saxofoonklanken en de plotseling opwellende drones maken door de tegenstelling tussen breekbaar zacht en verwoestend hard veel goed. Het is een teken van de tijd, dit optreden.
Het eerste optreden op het hoofdpodium is meteen een heel bijzondere. Nu hebben er wel vaker klassieke musici op Roadburn gestaan, wat heet: het is door de jaren heen steeds meer een komen en gaan van muzikanten met een conservatoriumopleiding op Roadburn (met als hoogtepunt het Metropole Orkest met Triptykon in 2018), maar dan stond hun spel wel in dienst van muziek dat “Roadburn-approved” is, hoe vaag die term ook mag lijken. Die term wordt met dit optreden van Jo Quail nog vager, of zelfs volkomen losgelaten, want dit optreden is 100% klassieke muziek. Geen enkele referentie naar metal, rock of zelfs maar pop of jazz. Okay, vooruit: er is een drummer, dat is niet gebruikelijk in de “klassieke” interpretatie van klassieke muziek. De orkestbezetting is verder ook niet bepaald traditioneel met verder een pianist, een percussionist, een violist, een achttal trombonisten met de naam Crossbones, (soms) een zanger en een (sopraan)zangeres en tenslotte natuurlijk celliste Jo zelf met haar bijzonder uitziende ‘holle’ cello, die in 2019 al de nodige Roadburnervaring had opgedaan door mee te spelen bij de optredens van At The Gates, Mono en Myrkur. De musici worden begeleid door een dirigent. Speciaal voor Roadburn is het stuk ‘The Cartographer’ gecomponeerd. Helaas mis ik het eerste deel, maar het laatste deel is zwaar imponerend en klinkt erg tonaal, filmisch, groots en meeslepend, waarbij er toch duidelijk parallellen hoorbaar zijn met postrock, chamber rock en misschien zelfs postmetal, mede door de krachtige uithalen van de zanger. Een indrukwekkend staaltje classical crossover was het zeker en het applaus na afloop duurt lang, erg lang. Erg terecht. Jammer dat ik de albumversie niet heb zien liggen bij de merchandise (de releasedatum is 6 mei), of ik heb niet goed gekeken.
Na het verplichte rondje merchandise is Sordide aan de beurt. Er is een groot blik Fransen opengetrokken voor deze editie, maar het is niet allemaal haute cuisine. Sordide is live een stuk minder interessant dan op de plaat, het is dertien in een dozijn eenheidsworst. Een soort van lichtzwarte black metal die nooit echt pijn doet, wat misschien wel komt doordat er geen snijdende, krijsende of gruntende vocalen zijn. Er wordt gezongen en op momenten zelfs driestemmig (!). Het is best leuk en dat is nu precies wat black metal niet moet zijn: “best leuk”.
De Franse gifbeker is nog niet leeg, want Hangman’s Chair blijkt tamelijk belegen heavy metal te brengen. Ongetwijfeld vermakelijk, maar hier niet helemaal op zijn plaats en geen moment begrijp ik waarom dit zo wordt opgehemeld. Aangezien het vrij rustig is in de zaal ben ik blijkbaar niet de enige die er zo over denkt. Waar de band in la douce France volle zalen trekt, wil dat op Roadburn niet echt lukken. Op zondag krijgt Hangman’s Chair een tweede kans wanneer er samen met Regarde Les Hommes Tomber op het hoofdpodium een bijzondere mix van weerbarstige black en meer toegankelijke doommetal wordt gebrouwen. Hopelijk is dat interessanter.
Na een tijdje de Wall of Fame op de Hall of Fame bewonderd te hebben (wat hebben er veel bands op Roadburn gespeeld zeg!) schuiven we door naar binnen. Het is erg druk, dus er zal wel iets bijzonders komen. Dat blijkt Kanaan te zijn, niet afkomstig uit het beloofde land, of dat moet tegenwoordig Noorwegen zijn. Deze drie Noren brengen platen uit op hetzelfde label als Mythic Sunship, de Deense improvisatiehelden die drie jaar geleden furore maakte op het festival met een reeks optredens. Ook Kanaan houdt van improvisatie, maar daar houden de overeenkomsten op. Kanaan blijkt binnen ons whatsappgroepje behoorlijk controversieel te zijn.
[17:06] Edwin: Kanaan klinkt als een op hol geslagen vuilniswagen 😔
[17:12] Evil Dr. Smith: Waar sta jij dan? Ik helemaal links.
Ik vind het wel lekker energiek. Drums overheersen idd wel wat.
[17:16] Evil Dr. Smith: Kanaan klinkt toch wel vet hoor!
[17:27] Edwin: Ik vind het rommelig klinken. Drums overheersen in de mix. Had er meer van gehoopt/verwacht
[17:29] Evil Dr. Smith: Ik vond alleen die Acid Mothers Temple hommage niet nodig.
Die drums klinken lekker druk en chaotisch, ja. I like it! 😁
Ik (Jan-Simon) meng me niet in de discussie, want ik vind het ronduit slecht. Op de laatste twee nummers na dan, die waren nog wel te pruimen. Improvisatie is moeilijker dan het lijkt en is niet dat je maar wat doet. Integendeel. Improvisatie vraagt erom dat je elkaar ruimte geeft zodat de ander de kans krijgt om te schitteren waarna jij hopelijk dat even later ook kunt. Je reageert op elkaars acties, volgt nieuwe wegen die de ander uitzet of gaat zelf een andere kant op, waarna de andere spelers met je meegaan. Het is dus niet alle drie om het hardst tegen elkaar in soleren, het liefst in verschillende toon- en maatsoorten. Het is ook muzikale zelfmoord om hardop te roepen dat je een hommage aan Acid Mothers Temple gaat doen, de meest onderschatte en overschatte (tegelijkertijd!) band ter wereld. Als je die complete gekte als uitgangspunt neemt, dan moet je de hele weg gaan en niet ergens halverwege blijven hangen. Maak dan songs van 45 minuten, waarvan de gitaarsolo 50 minuten duurt. Dat soort onmogelijke onzin. Gelukkig kwam er bij de laatste twee nummers, van hun laatste album ‘Earthbound’, wat structuur in en dat maakte dat het nog enigszins goed kwam.
Om dan nog even wat schriftelijk tegenwicht te geven hier het ware verhaal van het optreden. 😀 Goed, ik geef toe: in het begin staan de drums wel erg hard afgesteld en dat leidt iets af, want de drummer slaat en mept en ramt en beukt alsof hij een jonge Brann Dailor (Mastodon) is in een freejazzband. Niet iedereen zijn kopje thee dus, maar ik vind het fantastisch. Zeker als het totaalgeluid wat beter is afgesteld. Ik niet alleen trouwens, want helemaal vooraan staan me er toch een paar fraaie dames uit hun platen te gaan. Al staat dit volkomen los van mijn waardering voor het optreden. De band is trouwens apetrots dat ze een dag eerder een Noorse Grammy hebben gekregen voor hun album. Nu is tegenwoordig een Grammy een equivalent voor komkommersjele wansmaak, maar ik schat de Noorse variant van de Grammy toch wat hoger in dan haar Amerikaanse evenknie. Wat ik ook beaam is dat hun hommage aan de Japanners van Acid Mothers Temple nogal uit de toon valt en niets anders is dan wat introvert gepruts en gefröbel op gitaar en bas. Maar gelukkig, de laatste paar nummers zijn inderdaad nóg heavier en er komt in hun geluid van MC5, Grand Funk en Blue Cheer ook duidelijke Black Sabbath-klanken naar boven borrelen. Wat hun muziek zo aanstekelijk maakt en wat de band meerwaarde geeft, is de soms wat funky inslag. Je kan er behoorlijk goed op dansen en dat laten de dames vooraan dan ook duidelijk zien. Oh, ik schreef toch al dat ik me hierdoor niet liet beïnvloeden? Het dak gaat er in ieder geval maar weer eens spreekwoordelijk vanaf, behalve dan door mijn twee collega’s en de lange, lánge rij buiten die niet meer naar binnen kan. De band speelde een dag later samen met RRRags nog een last-minute ingelaste heavy psych-jam in de Paradox, maar die heb ik helaas gemist.
Het Noorse impro geweld maakt dorstig, dus op zoek naar een biertje. Dat duurt langer dan gedacht door de vele langharige, baardige Roadburners die graag een Knuffel willen. Het is de beste grap van het festival, het speciaal gebrouwde festivalbier zo noemen. Het blijft aandoenlijk, al die vervaarlijk uitziende gasten aan de bar te horen vragen “I would like a Knuffel please”. Het gevolg is dat Radar Men From The Moon al even bezig is als we de Engine Room in lopen. RMFTM is de vleesgeworden onvoorspelbaarheid. Dit keer blijkt op het podium een drumbattle op ouderwetse industriële leest geschoeid bezig te zijn. Putdeksel en cirkelzaagbladen vlogen in het rond (letterlijk!) en waren onderdeel van een onconventioneel drumstel. Het is alsof we bij Slagerij van Kampen zijn beland, waar ineens G.W. Sok van The Ex zijn gal komt spuwen over de kwaliteit van de geleverde karbonades. Het was bijzonder maar ik voel rugpijn opkomen, een teken dat beweging nodig is, dus we trekken verder.
Årabrot was een van de onverwachte hoogtepunten van Roadburn 2018. Dus ik was wel in mijn nopjes dat ze dit jaar weer opgesteld staan in de Next Stage. De overlap met Radar Men From The Moon zorgt ervoor dat ik het begin mis, maar eenmaal in de zaal is het een liturgische oase van wit dat mijn netvlies prikkelt. Zangeres-toetsenist Karin Park is gehuld in een maagdelijk witte boerinnenjurk, alsmede zanger-gitarist Kjetil Nernes die met zijn plattelandskloffie en oversized witte hoed zo uit een mennonitische, rigoristische religieuze sekte lijkt te zijn ontsnapt. Waren zijn hoed en bretels in 2018 nog zwart, nu is zelfs zijn bretels wit. Achter hen en boven de drummer hangt een groot Keltisch kruis dat een stevig onderdeel blijkt te zijn van de lichtshow: regelmatig brandt het een fel geelwit licht uit. De hoekige noiserock á la Steve Albini van weleer is echter grotendeels verdrongen door sterke gothic en electro-invloeden. Niet zo vreemd dat hun laatste album ‘Norwegian Gothic’ heet en ongetwijfeld een zwarte eyelinerknipoog is naar het schilderij ‘American Gothic’ van Grant Wood. De gloomy, onheilspellende sfeer, alsof je je zonden moet opbiechten in zo’n hokje bij de pastoor, is evenwel gebleven. Dat zorgt voor een apotheose in een werkelijk ge-ni-a-le en bril-jan-te versie van de traditional ‘Sinnerman’, een 19de eeuwse Amerikaanse negrospiritual (en wellicht bekend van Nina Simone, 16 Horsepower, etc.). Mijn hemel, wat een fantastische uitvoering! Zo goed had zelfs Nick Cave & His Bad Seeds het niet kunnen spelen (wat ze gek genoeg nooit hebben gedaan, want ik vind dit nummer echt op Caves lijf geschreven). Het enige nadeel is dat het optreden daarna nog doorgaat. Het is misschien niet zo sterk om met een cover af te sluiten, maar als die zo gaaf is, dan komen de liedjes erna toch een beetje over als “doorneuken na een orgasme”.
Na bij Liturgy te zijn weggelopen was het blijkbaar een flinke wandeling want als Five The Hierophant opkomt lijkt het alsof we het oude Constantinopel zijn beland. Ja ik weet het, nu heet het Istanbul en niet Constantinopel, maar dat is een ander liedje. In ieder geval brengt Five The Hierophant ons in Oosterse, mystieke sferen, voor de zoveelste keer dit festival. Het begint al met de opening, waarbij de in zwarte gewaden gehulde bandleden met traditionele Tibetaanse hoorns de geesten wegtoeteren terwijl een penetrante wierooklucht de kleine zaal van 013 vult. Die hoorns horen we verder niet meer terug, wel de modernere variant daarvan, de altsaxofoon. Five The Hierophant blijkt gewoon twee solo instrumenten te hebben: de gitaar en de sax. De saxofonist is frontman in plaats van een zanger en om het gebrek aan vocalen te versluieren blaast hij zich een slag in de rondte, daarbij op blote voeten als een derwisj ronddansend en springend. Dat dit de hoorbaarheid van de saxofoon niet altijd ten goede komt is duidelijk. Die was sowieso al wat verstopt in de mix, toch wel jammer als dat je unique selling point is. Een ander USP is het licht galopperende ritme dat alle songs ondersteunt. Het is bezwerend en klinkt geweldig, maar na verloop van tijd valt op dat het toch wel erg veel van hetzelfde is. Dat er tegen het eind nog wat draaimolenmuziek langskomt maakt dan al niet meer uit, al is het een welkome afwisseling. Wie de samenwerking met Wyatt E en MC Slice (Atonia) een dag eerder heeft gezien, weet wat er ontbreekt. Wie lekker wil trippen op een psychedelische groove: Five The Hierophant is uw band!
Intussen heeft de digitale dorpsomroeper weer een verrassingsconcert aangekondigd. Je raadt het niet: Thou! Thou and Friends dit keer. Wat? Zijn Rachel, Monica, Phoebe, Chandler, Ross en Joey ook op Roadburn? Hou op zeg! Nee, het zijn vrienden van Thou: Mizmor, leden van Primitive Man, Full of Hell, Cloud Rat en Lingua Ignota. Ik zal er vast nog een paar gemist hebben, maar soit. Het is een dolle boel, waarbij Lingua Ignota nog een Eddieveddertje doet en het een komen en gaan is op het minipodium. Zelf hoop ik intussen op een Thouloos tijdperk, dat per direct in mag gaan. Overkill noemen ze dat, en dan bedoel ik niet een coverset met songs van die band gedaan door Thou…
Voor het derde optreden van Slift, de samenwerking met Etienne Jaumet, is op het hoofdpodium een uitstalling van antieke geluidsapparatuur neergezet. Een niet nader definieerbare analoge modulaire synthesizer van minstens 50 jaar oud neemt flink wat vierkante meters in beslag. Het is het soort synthesizers waarbij klanken worden gemaakt door uitgangen met kabeltjes door te verbinden en vervolgens met heel veel draaiknopjes te spelen. Is het zo’n eerste type Moog waarmee Wendy Carlos ooit furore maakte? Ik weet het niet. Wel weet ik dat Etienne Jaumet, saxofonist en elektronische muziek expert, flink wat werk heeft om de typische buitenaardse piep en fluit geluiden uit het apparaat te krijgen. De tegenstelling tussen de spacerockimprovisaties van Slift en de jazzy saxofoonsolo’s van Jaumet in combinatie met die muur van oude elektronica is groot en zorgt voor een continue spanning. Het is ook vermakelijk te zien hoe de battle tussen de gitarist Jean Fossat van Slift en Jaumet verloopt, met Jaumet steeds vertwijfelender kijkend of er een gaatje is om zijn saxofoonsolo in te zetten, terwijl Fossat maar door blijft raggen en soleren. Vergeleken met de eerste show van donderdag zijn deze lange jamsessies iets minder interessant. De ritmesectie van Slift is als een buitenformaat bulldozer, solide en door niets en niemand tegen te houden. Na eerder vandaag allerlei wild en ongecontroleerd gedrum en gebas te hebben meegemaakt is dit een verademing. Maar toch, je voelt bijna mee met Jaumet die zichtbaar opgelucht maar ook tevreden over zijn bijdrage aan een gedenkwaardig optreden zijn elektronische controlekamer uitzet, daarmee aangevend dat het erop zit.
Ondertussen zijn we in de Next Stage aanbeland bij de spirit van George Harrison toen hij zijn ziel verkocht aan Maharishi Mahesh Yogi en een heleboel geestverruimende middelen. De vijfkoppige band The Holy Family rondom goeroe David J. Smith, gehuld in een hippiekleding en een exotisch hoedje op zijn kale schedel dat het goed zal doen op het Holifeest in India, speelt mantra-achtige muziek en is spacey, dromerig, repetitief en klinkt als een langgerekte jam dat nog meer ‘far out’ is dan Ozric Tentacles en Grateful Dead bij elkaar. David zelf zit achter een tafel waarop hij een soort van elektronisch drumpad bedient en af en toe wat hallucinerende zanglijnen bezigt. Nu ik dit zo schrijf klinkt dat allemaal best wel leuk: ik zou met deze omschrijving best getriggerd worden. Maar ik vond het toch erg saai allemaal. Alsof de xtc is uitgewerkt en je door je serotoninereserves heen bent en je alleen maar een beetje suf op de bank hangt. Dat David zijn zonnebril ophoudt werkt niet mee aan mijn sympathie voor de band.
Kan het nog gekker? Jazeker. Vanuit Indonesië is Senyawa ingevlogen, een ondefinieerbaar duo met een charismatische zanger en een meer introverte muzikant die een ongelooflijke bak herrie tovert uit een door hem zelf uit gitaaronderdelen en stukken bamboe in elkaar geknutseld instrument dat hij naar zichzelf heeft vernoemd: de bambuwukir. Dit is experimentele muziek die zijn gelijke niet kent. Geworteld in de Indonesische muziektraditie is dit bizar en weergaloos tegelijkertijd. Het is ook een teken dat de genregrenzen vervagen: Senyawa maakte vier jaar geleden zijn opwachting op Leguesswho, het festival dat op vele vlakken gelijkenissen vertoont met Roadburn. Er zijn dit jaar meer bands die zonder probleem daar hadden kunnen staan. Vooral de bands die nadrukkelijk heaviness opnieuw definiëren, zoals dus Senyawa.
Zanger Rully Shabara wisselt een bijna klassieke voordracht af met gebrul dat voorafgaand aan een rugbywedstrijd van de Nieuw-Zeelandse All Blacks niet zou misstaan. Zijn compagnon Wukir Suryadi ranselt in de tussentijd zijn naamloos apparaat af met stokken, stalen buizen en een strijkstok (ja, hij ook). De redelijk gevulde Terminal staat collectief met de mond open dit alles te bekijken, maar gaandeweg het optreden wordt het enthousiasme groter. Iedereen krijgt door iets unieks mee te maken, een van de meest heavy shows op deze editie van Roadburn. Senyawa kwam als grote onbekende, maar verlaat Roadburn als een van de nieuwe sterren, met een schare nieuwe fans.
Een van de kersverse fanboys was ondergetekende (Evil) en het is een schrale troost, nadat ik afhaakte bij de belachelijk lange rij voor Dödsrit in de Hall Of Fame, dat ik nog een toevallige korte meet & greet heb met de twee, overigens zeer aardige heren van Senyawa. Het blijkt niet alleen dat ze al meerdere keren in Nederland hadden gespeeld, maar ook dat het voor mij een unieke foto met de band oplevert. Voor het eerst sta ik namelijk op de foto met een band waarbij ik de langste ben.
Op papier is Duma net zo’n soort act. Nog zo’n duo herrieschoppers uit een land waar je het in eerste instantie niet zou verwachten. Duma komt uit Kenia en brengt een soort van elektronische grindcore van de meest ontoegankelijke soort en toont zich meer een leerling van Merzbow dan een volgeling van Napalm Death. De white noise gaat door merg en been en het lijkt erop dat in het publiek de sfeer ontstaat als tijdens een slecht feestje, waarbij iedereen naar elkaar kijkt en wacht op het moment dat de eerste weg gaat zodat de rest dan zonder gezichtsverlies ook de jas kan pakken. Wij zijn de beroerdste niet en geven het goede voorbeeld, op naar de uitgang. Duma is – zoals zoveel acts op Roadburn dit jaar – een belevenis op zich. Dat wil niet zeggen dat we tot het eind willen blijven, genoeg is genoeg.
Social media