Lords of Metal
Arrow Lords of Metal
Jack White – Fear Of The Dawn
Third Man Records
Release datum: 8 april 2022
Het meest opvallende is misschien nog wel dat dit keer niet de garagerock en blues maar wilde vintage hardrock de belangrijkste inspiratiebron vormt
8/10
Jan Simon Hoogschagen I 6 mei 2022

Vormgeving, of het nu beeld of geluid betreft, is altijd belangrijk geweest voor Jack White. Dat was al zo bij White Stripes, waar alles rood, zwart en wit moest zijn. Ook bij projecten als Raconteurs en Dead Weather moest het er altijd gelikt uitzien, om over het solowerk van White maar te zwijgen. ‘Lazaretto’ was vooral qua techniek een bizar meesterwerk: op de vinylversie staan songs op 45 en zelfs 78 toeren, kant A moet van binnen naar buiten gespeeld worden en als je de plaat tijdens het spelen op de juiste manier belicht verschijnt een dansend hologram. ‘Fear of the Dawn’ is vergeleken daarbij maar gewoontjes. De hoofdkleur is nog steeds blauw, maar er zijn geen gekke gimmicks dit keer. Daar staat tegenover dat het album een soloproductie is in de ware zin van het woord. White speelt alle, maar dan ook echt alle instrumenten op zes van de twaalf songs. Het meest opvallende is misschien nog wel dat dit keer niet de garagerock en blues maar wilde vintage hardrock de belangrijkste inspiratiebron vormt. Jack White doet Jimmy Page. En John Bonham. En John Paul Jones. In het kwadraat en compleet over the top. Alleen geen Robert Plant, het kan te gek ook.

‘Fear of the Dawn’ knalt er in met de indiehit ‘Taking Me Back’, een nummer dat in al zijn geëxalteerde gekte en met zijn moddervette productie het ideale visitekaartje vormt van het album. De gitaren zijn zoals we die van White kennen; al in zijn White Stripes tijd kon hij als geen ander zijn gitaar laten janken, grommen en brullen – het geluid is alleen zo gemanipuleerd dat het er soms op lijkt dat ‘Fear Of The Dawn’ een demonstratie album is voor de effectpedalenhandel van Third Man Hardware (uitbater ene J. White). Daar worden zwaar overstuurde vintage keyboards, middenrif verpulverende baslijnen en met vette echo’s opgenomen al dan niet getriggerde drums aan toegevoegd. Dit alles in een snoeiharde recht-voor-zijn-raap productie die met name de nadruk legt op de bas. Het resultaat is nogal druk, maar bij een song als ‘Taking Me Back’ stoort dat niet. Op andere momenten wreekt zich het kind in de snoepwinkel gevoel dat zich blijkbaar van Jack White meester maakte tijdens het maken van dit album. De verleiding was groot om nog weer een geluidje, een riedeltje, een synthesizer deuntje, een baslijn enzovoort toe te voegen en waar bij White Stripes minimalisme troef was, daar geldt nu precies het tegenovergestelde. Heel vaak gaat dat goed, maar er zijn helaas ook momenten dat alle overdaad schaadt. Dat is nog niet het geval in het titelnummer ‘Fear Of The Dawn’ waar ‘Taking Me Back’ na ruim drie minuten naadloos in overgaat. Dit is hardrock van het type die zo smerig en massief is dat zelfs een optelsom van Andrew W.K., Ty Segall en Danko Jones hiermee vergeleken easy listening lijkt. ‘Fear Of The Dawn’ heeft als overtreffende trap een theremin waarvan het toch al spookachtige geluid door extreme versterking en vervorming naar een nieuwe dimensie gekatapulteerd wordt.

Juist als je na ‘White Raven’, de derde wall of sound hardrock uitspatting op een rij, denkt dat dit het hardrockalbum dat alle hardrockalbums overbodig maakt is, volgt Whites F*** you richting iedereen die gelooft in voorspelbaarheid. In ‘Hi-De-Ho’ heeft hij de hulp ingeroepen van Q-Tip, bekend als rapper bij A Tribe Called Quest, voor een nummer dat zijn inspiratie (en samples) vindt in een oude jazzklassieker van Cab Calloway uit de jaren dertig. ‘Hi-De-Ho’ is een song die alle kanten op gaat, van rap naar exotica naar klassieke jazz naar synthesizermuziek. Er gebeurt zoveel dat het bijna niet te behappen is. Als het nummer alleen uit de baslijn had bestaan, dan was dat ook al goed geweest. Nu is het een song die je gewoon moet horen, beschrijven is zinloos. ‘Eosophobia’ (gewoon een duur woord voor “Fear of the dawn”) handhaaft die dikke bas, maar Jack White gebruikt die dit keer om dubreggae te integreren in zijn totaalgeluid, wat ook weer lukt. ‘Into The Twilight’ is voor mij met alle getriggerde drums, gekke koortjes en funky sound het moment dat het eclectisme gaat wringen en het allemaal te arty-farty wordt. Jammer, want er volgt nog een half album waarop nog meer pareltjes te vinden zijn. ‘What’s The Trick’ combineert die ongelooflijke bas met de lawine van riffs uit het begin van het album en is een volgend hoogtepunt. Een hoogtepunt dat alleen niet meer herhaald wordt. Herhaling is er wel nog, in de vorm van een reprise van ‘Eosophobia’ en een aan Dead Weather herinnerd nummer dat zo ongeveer het meest pop is van dit album, ware het niet dat er nog een aanval op ons aller tandglazuur volgt in de vorm van de afsluitende semi-ballad ‘Shedding My Velvet’. Het zijn niet eens de exotische uitstapjes die ervoor zorgen dat dit vierde soloalbum van Jack White geen meesterwerk is, het is het gevoel dat het extreem hoge niveau niet gedurende veertig minuten vol te houden was en dat er diverse stoplappen nodig waren om tot deze lengte te komen. Ondanks de dappere poging hiertoe is ‘Fear of the Dawn’ niet het hardrockalbum geworden dat alle andere hardrockalbums overbodig maakt. Jammer. Eens te meer blijkt dat niet in veelzijdigheid maar in de beperking zich pas de meester toont.