Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Roadburn 2025 – 013 Tilburg – zondag 20 april 2025

“Er is echter nog een volle Roadburndag te gaan en niet zoals in het verleden een relaxte cooling down middels een Afterburner met wat minder intense bands.”
De laatste dag Roadburn, die reporter Bas door eerder genoemde omstandigheden helemaal alleen moest coveren, was een ware uitputtingsslag. Want zelfs met twee zalen minder was er nog een overvol programma met allerhande heavy shit. Zoals gebruikelijk gaat het ook in dit laatste verslag van Roadburn 2025 alle kanten op: van toiletgesprekken tot een blik naar de toekomst van Roadburn.
26 mei 2025 I Tekst & fotografie: Bas Smit

Verzuurde benen, pijnlijke voeten, spierpijn in de nek, een vermoeid hoofd en overige ledematen die beginnen tegen te stribbelen. En dat terwijl ik de toch al spaarzame moshpits die tijdens enkele bands ontstonden al links had laten liggen. Maar na vier dagen, inclusief een avondje ‘The Sparkle’, voel ik dat ik geen 26 meer ben, maar twee keer zo veel. Er is echter nog een volle Roadburndag te gaan en niet zoals in het verleden een relaxte cooling down middels een Afterburner met wat minder intense bands. Twee zalen doen weliswaar niet meer mee deze zondag: The Engine Room en het jazzcafé The Paradox (die we dit jaar, helaas, helemaal hebben overgeslagen), maar de overige vier zalen staan nog volgeplempt met artiesten en dat zijn zeker niet allemaal de meest lichtzinnige. So here I go again, on my own. Going down the only road I’ve ever known.

De band die de zondag mag open is Vuur & Zijde. Zij brachten vorig jaar hun debuutalbum ‘Boezem’ uit en dit is hun podiumdebuut. Dus hupsakee, meteen een volle Terminalzaal met zo’n pak ’em beet 1500 (?) Roadburners voor hun kiezen. Dat is pas een vuur & zijdedoop. Zangeres Famke is het boezembeeld van de band en zichtbaar de inspirator voor de albumtitel. De band speelt het album integraal en keurig op volgorde van de tracklist. Het is een band die leden bergt van Utrechtse bands als Terzij de Horde, Laster, Grey Aura en Verwoed, dus dan zou je al kunnen vermoeden dat we in de avantgardistische, progressievere hoek van het blackmetalspectrum zitten. Toch is dat niet helemaal waar. Het klinkt allemaal een stuk toegankelijker en dat is ook te danken aan Famke die met een kristalheldere, maar dromerige stem een laagje Anneke van Giersbergen over de metal legt, wat een soort amalgaam is van shoegaze, blackgaze, post-black en wat donker gestemde postpunkklanken. Famke, haar gezicht enigszins verborgen achter een zwarte bruidsluier (heeft ze die geleend van de zanger van Dødheimsgard?), zingt zelfs een aantal nummers in het Fries (al is dit voor mij meer kennisgeving achteraf). Er zit dus ook ander provinciebloed in deze band dan alleen Utrechts. Dat is ook het geval bij het andere vrouwelijk bandlid, want gitarist Carmen Raats (bekend van Witte Wieven) speelt hier letterlijk een thuiswedstrijd. Edoch, toegankelijker of niet, ook bij deze band zijn het vrij diffuse melodieën en weinig écht hapklare brokken meezingmetal: sfeer is allesbepalend en die wordt vooral mysterieus, dromerig en zweverig gebracht. Om die echt te doorgronden en/of erin mee te worden gezogen, zou repertoirekennis zeker hebben geholpen. Het oogt allemaal een beetje statisch, ondanks de sympathieke praatjes van Famke tussen de nummers, maar voor een debuut zeker niet onverdienstelijk.

Als ik op de wc zit vang ik nog een kort gesprekje op van twee naast elkaar pissende metalheads die het internationale karakter van Roadburn onderstrepen. Ze wisselen wat concertervaringen met elkaar uit, tot de ene aan de andere vraagt: “Where you from?” “I am from Mexico”. “Cool, I am from Finland.” Voertaal op Roadburn is immer Engels. In de Next Stage is vervolgens Insect Ark aan de beurt. De band was al eerder op Roadburn te vinden (2018), maar ik vermoed dat dit de eerste keer is dat ik de band zie. Of de vorige keer had geen indruk gemaakt. Dat is ook goed mogelijk, want dat doet het nu in ieder geval niet. De driemansband rondom Dana Schechter (ook van Swans en klust(e) nog in andere bands als Årabrot, Gnaw, Wrekmeister Harmonies en Zeal And Ardor) creëert een melancholische, statische vorm van sludgy, doomy, soms zelfs wat drony post-metal die ik vooral erg saai vind. Haar lijzige stemgeluid spreekt me ook niet aan en de nummers, vooral afkomstig van het vorig jaar verschenen ‘Raw Blood Singing’ komen op mij nogal lamlendig, vermoeid en sloom over. Er zit wel iets eigenzinnigs in de performance en repertoire, maar het kan me simpelweg niet boeien. Sorry Dana, maar langer dan een kwartier hield ik het niet vol.

Veel meer tijd gunde ik mij op voorhand sowieso niet, want ik wil per se Endon zien. Endon uit Tokio bracht in 2014 het album ‘Mama’ uit en dat album gebruik ik al jarenlang als voorbeeld als mensen vragen of er nog iets harder is dan de gebruikelijke Napalm Deaths, Carcassen en Terrorizers. Nee, Endon speelt geen grind pur sang, maar braakt op maniakale wijze een kolkende orkaan uit van noise, grind, powerviolence en blackmetal die Cradle Of Filth en Extreme Noise Terror laten klinken als K3 die ‘Kortjakje’ zingt.  Ik ken niets dat nog extremer is én dat ik helemaal te gek vind, of het zou hun eigen album ‘Through The Mirror’ (2017) moeten zijn. Dus met torenhoge verwachtingen kruip ik vooraan in The Terminal in de hoop volledig aan gort te worden geblazen. Maar… helaas, dat gebeurt niet helemaal. De eerste teleurstelling is dat er geen muzikanten op het podium staan. Waar zijn ze gebleven? Ik zie alleen maar een Japanse dude achter een zootje elektronica. En even later komt nog een tweede knopjesregelaar. Het blijkt dat hun laatste album, ‘Fall Of Spring’ (2024), een verschuiving is van sound. Alle instrumenten zijn overboord gekieperd en Endons atonale teringherrie komt nu enkel uit elektronicakastjes. Het is geen grinding noise meer, maar death industrial en harsh noise. Nu is het nog steeds van oorverblindende Merzbowproporties, maar ik mis toch de organische drumchaos en gitaarnoise in hun sound. Gelukkig is er nog wel de ‘zanger’. En deze Taichi Nagura weet me toch een portie te schreeuwen en krijsen: oorversplinterend. Dat hij zijn onmenselijk kreten met ziedende furie eruit raast zorgt toch voor een tevreden grijns op mijn smoel. Chaos en verderf moet zijn! Ik had echter verwacht en gehoopt dat ik na dit optreden een afspraak moest maken met een KNO-arts, maar dat blijft uit. En waren sommige videoscreens nu met opzet een hele dikke knipoog naar de oude albumhoezen van Carcass, of verbeeldde ik me dat slechts?

Van het ene uiterste naar het andere. Dat is op Roadburn sowieso al vaak het geval, maar deze keer kan de hinkstapmuzieksprong niet groter. Nadat ik net te laat arriveer bij het hoofdpodium om de videoclippremière te zien van ‘The Hunter’ van Costin Chioreanu (een grafisch kunstenaar die weer teruggekeerd is op het oude Roadburnnest: hoera!) maak ik me op voor Frente Abierto. Het enige dat ik van deze band weet is dat organisator Walter deze band had gezien op Le Guess Who – wat pas het tweede optreden van de band was – en op basis daarvan wilde hij de band per se op Roadburn hebben. Niet gehinderd door verdere voorkennis en eigenlijk alleen maar aanwezig omdat de volgende aangevinkte artiest nog niet begint in het belendende Next Room, krijg ik – en de overige aanwezigen in de niet al te volle Mainstage – de grootste verrassing van deze editie te horen. Startend met een sfeervol contrabas-intro, waarna een Spaanse gitaar inhaakt, krijgen we met Frente Abierto een mix van doom metal met flamenco. En nee, niet een beetje flamenco-invloeden door af en toe wat op een gitaar te pingelen en te tappen, maar echt flamenco, inclusief een fokcing kick-ass zingende flamenco-zanger. Die gozer zet me toch even een Andalusische keel op: goeiemorregu! Naderhand lees ik dat deze Sebastián Cruz, zigeunerzoon en al flamenco zingend vanaf zijn 12e, in zijn 35-jarige loopbaan al tal van flamencoprijzen heeft gewonnen. Het is dus niet een of ander van de straat geplukte paellawokker, maar he’s the real serious flamenco hand-clapping shit. En dat is te horen en te zien ook. De grimmige beelden van de Spaanse burgeroorlog op het videoscherm zorgen voor een totaal gesamtkunstwerkeffect. Waar het openingsnummer nog vooral traditioneel klinkt, daar voegen in het volgende nummer drums, bas, gitaar en elektronica een scheut doomy metal aan de muziek toe. Dat is de invloed van bandleider/gitarist Marco Serrato, die in een grijs verleden met zijn vorige doommetalband Orthodox al eens op Roadburn stond (2007). Helaas vind ik het nummer compositorisch wat wiebelig overkomen bij deze kennismaking, maar de combinatie is te verrassend en opmerkelijk om er over te vallen. Daarna verlaat Cruz het podium en wordt zijn plek overgenomen door Lela Soto, een Madrileense flamencozangeres die met net zo veel vuur en passie haar nummers vertolkt: al zingend, dansend en handenklappend (palmas). Ook nu is er eerst een meer traditioneel klinkende compositie, welke wordt gevolgd door een doomy metalcompositie, welke mij al een stuk beter bevalt. Tijdens dat nummer kraken mijn hersens: wat te doen? Hier blijven en me verder laten onderdompelen in deze uniek klinkende performance, of tóch kiezen wat er hoog op mijn verlanglijstje staat? Ik kies met lood in de benen toch voor het laatste, al zou ik verdomd graag het volledige optreden willen zien, waarvan ik vermoed dat aan het eind beide zangers tegelijk op het podium zullen staan (en clipjes op YouTube bevestigen mijn vermoeden). Dit is zo’n optreden dat je je over 15 jaar nog zal herinneren. Laat het album en meer optredens maar komen!

Het is de vraag of het volgende duo net zo memorabel zal zijn. Qua interactie tussen de twee heren waarschijnlijk wel. Want Michael Gira & Kristof Hahn zaten niet erg lekker op dezelfde golflengte. Michael Gira, beter bekend als opperstalmeester van Swans en zijn immer vrolijke zonnestraaltjesbui (kuch), betekent automatisch een volgepropte Next Room, inclusief láááánge rij wachtenden voor de ingang, want hoe Gira’s pet ook staat, zijn aanwezigheid zorgt altijd voor veel belangstelling én een bepaalde spanning. Al moeten we voor zijn entree eerst licht-schijnend engelengeduld oefenen, want de eerste tien minuten zijn voor Hahn die zittend vanachter een horizontaal geplaatste lap steel gitaar een drone-achtige soundscape creëert die ons net niet in slaap sust. Als daarna Gira met akoestisch gitaar naast Hahn gaat zitten, gaat het optreden pas echt beginnen. Gitzwarte, langgerekte singer-songwriterbewerkingen van Swans songs die geen sprankje licht of hoop geven, maar je opzuigen in de folk noir-wereld van Gira. Zijn beklemmende, hypnotiserende en dwingende stem grijpen je bij je strot en je durft nauwelijks naar adem te happen. Laat staan te durven denken dat het soms een beetje aan de eentonige kant klinkt. Want o wee! Wee gij die niet luistert en doet wat Obersturmbahnführer Gira jou verordonneert! Dat zie je ook bij Hahn, die zijn ogen meer op Gira richt dan op zijn eigen instrument, bang om ook maar een toon verkeerd te raken. Edoch, Hahns concentratie en goodwill ten spijt, je ziet een groeiende grauwe grimas op Gira’s gelaat. Er gaat iets niet goed, maar ik heb geen idee wat. Naderhand hoorde ik dat de spanning al bij de soundcheck om te snijden was. Een technicus vroeg aan Gira: “Do you guys wanna play something together?” Gira antwoordde kortaf: “No.” En nadat het lange openingsnummer ‘The Healers’, met kraken en piepen qua spanning tussen de beide grijzende heren, tot een einde werd gebracht, zei een geagiteerde Gira tegen Hahn (niet in de microfoon, maar toch luid genoeg voor de hele zaal): “Take a breath and try to remember what we’ve worked on.” En later in de set beet Gira hem toe: “You’ve fucked up twice.” Nu kent Hahn de verbale klappen van de zweep van Gira, want hij zit al sinds 1989 op en af in Swans, maar je zou toch een masochist tot in elk vezel van je lichaam moeten zijn om dit dictatoriale en onprofessionele gedrag van Gira te tolereren. En Gira’s beruchte reputatie kennende: niet voor het eerst. Gelukkig voor Hahn is deze setting van akoestische songs een korte, twaalftal optredens tellende minitour, dus als hij en Gira weer met Swans optreden, kan Oberst-Gruppenführer Gira zijn perfectionistische onvrede verdelen over meer slaafse soldatenmuzikanten. Ondanks dit bejaardengebakkelei zijn het wel degelijk fascinerende, duister klinkende gestripte versies van Swans nummers (o.a. ‘I Am a Tower’ en ‘God Damn the Sun’ komen voorbij, alsmede een solonummer). Een dag later volgt zowaar het meest opmerkelijke nieuws: Gira betuigt enigszins spijt en schrijft op social media ‘Apologies for the crummy show’. Of hij daarmee ook zijn excuses aanbiedt voor zijn chagrijn en gedrag naar Hahn? Een Gira verliest wel zijn haren maar niet zijn streken

Daarna maar even op adem komen met wat avondeten en het laten zakken met de luchtige spijsverteringsklanken van SUMAC. Het is titeltechnisch een aardig bruggetje, want waar Gira & Hahn opende met ‘The Healers’, daar speelt SUMAC deze avond hun laatste album ‘The Healer’ integraal. Luchtig is de bloedend harde oersludge van SUMAC natuurlijk allesbehalve. Au contraire, mon ami. ‘The Healer’ is een monsterachtig gevaarte van slechts vier tracks, maar dat dik vijf kwartier lang het snot uit je oren ramt. Vorig jaar stond Khanate op Roadburn, dit jaar is SUMAC het equivalent van atonale terreur. Zelfs in het artwork van beide bands zie ik overeenkomsten. Ik zie, hoor en onderga alleen het laatste nummer, ‘The Stone’s Turn’, maar dat kleine half uur is lang genoeg als een ware tour de force om mijn avondeten binnen te houden. Van experimentele, bijna improviserend aandoende passages – de freejazz van de sludge – tot osmiumzware donderriffs die mijn gemillimeterde haar met haarzakjes en al uit mijn hoofd laat beuken en bangen. Mijn hoofd wordt vermalen, mijn bloed tot poeder verpulverd, mijn lijf en leden is overgeleverd aan monotone, maar maniakaal intense noisemetaldrones van het drietal. Bijna buitenaards wat voor een luguber kabaal drie mannen kunnen produceren. Een heftige ervaring.

Op naar The Terminal, want daar speelt vervolgens Big Brave hun laatste album ‘A Chaos Of Flowers’ (2024) in zijn geheel. Tussendoor verschijnt er op de Roadburn-app nog allerlei meldingen dat er (not so) secret shows worden gegeven van Oust, Bombstrap, Uniform en Thou in de Skate hall, maar je kan nu eenmaal niet over bij zijn. Big Brave, of eigenlijk BIG|BRAVE als ik de juiste annotatie bezig, is een Canadese band rondom zangeres Robin Wattie die op de muzikale scheidslijn laveert van drone metal, post-rock, doomgaze en post-metal. Rode draad in hun sound is in ieder geval: rustig aan, dan breekt het lijntje niet. Zou een combinatie van Earth meets (oude) Low meets Jesu met de clean vocals van Chelsea Wolfe hout snijden? Op papier klinkt dit als puur oorgasme, maar ik kom er niet lekker in. Ik ben niet bekend genoeg met het materiaal en ik voel me onrustig tijdens het kijken. Het komt maar niet los, het ontbrandt niet, en al is dat ook niet de bedoeling van de muziek: ik begin me toch te vervelen en begin steeds vaker naar de tijd te kijken. Ook omdat ik Walter soort van beloofd heb om te kijken naar de volgende act op de Mainstage, een van zijn favoriete livebands deze editie. Sorry Robin en consorten, ik heb de rust niet om jullie uit te kunnen zit.. eh staan.

Die band is Bo Ningen, een band bestaande uit vier Japanners die elkaar in Londen hebben leren kennen en twee jaar geleden ook al op Roadburn stond. Toen gemist, nu gelukkig niet. Want wat blijkt dit een geweldige liveband te zijn! Ze spelen hun album ‘Line the Wall’ (2012) integraal, blijkbaar is dat hun magnum opus (tot nu toe) en dat mondt uit in een noisy psychedelisch rock’n’rifffeest van heb ik jou daar. Het kost me zeker een kwartier om vast te stellen dat de zanger een zanger is en geen zangeres: zowel qua timbre als qua sierlijke armbewegingen komt hij nogal androgyn over (niet dat dat veel uitmaakt: sowieso niet, en in de muziek van Bo Ningen in het bijzonder niet, want de zang is maar bijzaak), maar de energie die de band uit de speakers laat spuwen is er niet minder swingend en springend door. Het is al mijn vijfde Roadburn-avond en mijn spieren en pezen worden strammer en taaier, maar ik pers er nog een goeie drie kwartier een stevige headbang- en danssessie uit. Het is ook goed druk in de zaal en de band krijgt terecht veel waardering. Hoe aanstekelijk hun acid rock (of fuzzrock, of heavy psych, of psychedelische noiserock, geef het beestje een naam) ook is, er staat toch alweer een andere band te dringen in mijn wensenlijst om gezien te worden. Ik hoop deze band nog een keer terug te zien in het clubcircuit. Walter had weer eens gelijk: dit was de beste band om uit mijn dak te gaan tijdens Roadburn 2025.

Toch wilde ik nog even een vleugje van Violent Magic Orchestra (VMO) meepikken. Ook al een Japanse band en ook al een band waar ik geen idee van heb hoe of wat. Ik ging enkel af op de promofoto die Roadburn verspreidde en die vond ik geweldig. Vier Japanners volledig in het zwart gekleed, waarvan een met corpse paint, en die zo krankzinnig veel ultralange spikes dragen, daar zou zelfs Edward Scissorhands van terugdeinzen en degradeert outfits van de meest ongure blackmetalbands tot carnavalskleding (als dat het al sowieso niet is). In de wandelgangen krijg ik mee dat ze een combinatie van digital hardcore en black metal maken, nou: laat die Atari Teenage Mayhem maar losbarsten dan! Het duurt echter vrij lang voordat er echt wat gebeurd. Er staan twee gozers achter een tafel met elektronica, de een met een Pinhead-achtig masker en de ander met een masker dat lijkt op de vorm van een ananas, maar al wat ze creëren zijn nog wat nietszeggende, atmosferische geluiden. Het klinkt als een eindeloos lang intro. Na een minuut of tien komt er een vrouw op het podium, maar ook dan duurt het lang voordat duidelijk is wat de bedoeling van haar aanwezigheid is, behalve dat ze af en toe wat zachtjes mompelt door de lagen atonale elektronicasoundscapes. Voor een band dat 50 minuten krijgt toebedeeld komt het allemaal wel erg langzaam op gang. Ik kijk inmiddels op mijn telefoon: over tien minuten begint een band die ik ook graag wil zien. In de Hall Of Fame: de zaal waar je normaliter met geen mogelijkheid in kan wurmen. Dus terwijl ik het eigenlijk wel geloof en wegloop van VMO, begint de band eindelijk een beetje op stoom te komen. De zangeres (of een van de DJ’s?) zet een grunt op en de beats barsten los. Het klinkt allemaal nogal van het kaliber ‘Mystery Land’, dus ik mis er niks aan. Later kom ik erachter dat de band bandleden heeft van Vampilia en die stond in 2018 al eens op Roadburn: dát was een volstrekt geschift, krankzinnig optreden dat uit elkaar barstte van tal van muziekextremen (death metal, klassieke muziek, avantgarde en postrock) en een maniakale zanger. Dat maakte enorme indruk. Bij nadere inspectie blijkt ook die promofoto van VMO een heel stuk minder stoer dan gedacht. Ze zijn niet volgehangen met decimeterslange stalen spikes, maar met tiewraps. Plastic, tja, dat had al een teken aan de wand moeten zijn.

Het lukt me toch om nog een plekje op te eisen in de Hall Of Fame. Helemaal vooraan zelfs. Tegen tienen begint daar voor mij de laatste band van het festival. En dat is Gott, gewoon lekker makkelijk vanuit Tilburg. De bandleden konden op de fiets naar hun debuutoptreden. Of zelfs lopend. Letterlijk, want als ik de zangeres op het podium zie, bedenk ik me: krijg nou wat, die liep ik eerder vandaag nog in de stad voorbij. Ik dacht toen nog een fractie: die kloeke moeke heeft wel wat weg van Farida, de enigmatische zangeres van The Devil’s Blood (en Molassess), maar een split second later wuifde ik die gedachte weg. Nee jôh, gekkie, dat is gewoon een of andere Marokkaanse vrouw. Zie ik dus diezelfde vrouw op het podium staan, maar nu met zwierig, kort jurkje (of is het een lange blouse?) en sexy laarzen. Natuurlijk, ze zingt in deze band, dat is tenslotte de reden dat ik de band wil zien. Ik weet vrij zeker dat de band een paar jaar geleden ook geprogrammeerd stond op Roadburn, maar om onbekende reden uit het blokkenschema verdween – hun single en debuut EP dateren tenslotte ook al van 2022 – maar deze keer gaat het optreden gelukkig door. De vijf mannen rondom Farida zijn de crème de la crème van de Brabantse undergroundscene (met op hun cv bands als Ggu:ll,  Legion of the Damned, Severe Torture, Dodechahedron, Radar Men From The Moon) creëren een geluid dat wel degelijk dichterbij The Devil’s Blood staat dan bij de voornoemde bands. Classic, metallic 70s hardrock met een flinke lik psychedelica in een occult sausje. Het geluid staat niet helemaal smetteloos afgesteld en waardoor het geluid een beetje rommelig overkomt, al kan dat ook liggen aan het podiumdebuut van Gott en dat ze met vier snarenplukkers naast elkaar staan. Farida mag ook wel een wat prominentere rol in de mix hebben en ze lijkt soms haar songteksten van een met (soms) brandende kaarsen opgeluisterde lessenaar af te lezen. Maar dat zijn details in de marge. Logischerwijs speelt de band de debuutsingle ‘Axiom VI’, alsmede de EP ‘To Hell To Zion’, al slaan ze helaas hun geslaagde Fleetwood Mac-cover ‘The Chain’ over. Verder spelen ze nog een drietal nieuwe nummers. Er zit dus ongetwijfeld nieuw vinyl in de pijpleiding. Met name het slotnummer ‘Bone Dust & Ivory’ bevat een dijk van een fantastisch lange gitaarsolo die wel eens kan uitgroeien tot de nieuwe ‘Voodoo Dust’ (klassieker van TDB en is het toeval dat het woord ‘Dust’ in de titel terugkeert?).  Grappig is dat helemaal vooraan bij het podium liefst zes kinderen helemaal opgaan in het optreden en na elk nummer harder juichen dan iedereen. Zijn dit kinderen van de band, of wat is dit nu ineens? Roadburn is vooral een festival van dertigers tot en met zestigers, maar jongeren zie ik niet zo veel. Laat staan kinderen. Maar nee, het blijken geen kinderen van de band te zijn, maar een groot gezin. Zes kinderen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar, allemaal musicerend en allemaal gek van metal & beyond. Ze zijn aanwezig met hun ouders, maar die blijken achterin te staan. Het is hun eerste Roadburn, maar zeker niet hun laatste. Wat een mooie, nieuwe aanwas voor de toekomstige Roadburns. Tot volgend jaar dus!

Social media