Hamferð – Men Guðs Hond Er Sterk
Metal Blade Records
Release datum: 22 maart 2024
“Beklijvend topmateriaal dat een blijvende indruk maakt”
Vera Matthijssens I 29 maart 2024
Er gaat een zekere gratie en respect uit van de muziek van Hamferð. Zes muzikanten uit de Faeröer Eilanden besloten in 2008 – doorspekt met inheemse invloeden – doom/death metal te gaan maken dat een verschil maakt. Niet alleen zingt men in de moedertaal (vertaling verkrijgbaar in de speciale editie), maar er is een eigenzinnige kruisbestuiving gaande tussen het traditionele van doom metal en de avontuurlijkheid van progressieve elementen. Dit werd tot nu toe vereeuwigd op twee albums en twee EP’s die je kippenvel bezorgen. Bovendien heeft men met zanger Jón Aldará een vocalist in huis met een overdonderende grunt, maar ook een zuivere, emotionele stem als een klok. Zes jaar na ‘Tamsins Likam’ is er het beklijvende ‘Men Guðs Hond Er Sterk’ ((‘But God’s Hand Is Strong’) met drie kwartier eclectisch materiaal.
Naast blikvanger Jón Aldará (eveneens in Barren Earth) is het gitarist Theodor Kapnas die ook de opnamen en mix verzorgde van dit album. Men benadrukt echter dat dit teamwerk is, opgenomen zoals vroeger om het live gevoel te creëren met inbreng van alle zes de leden. Twee ervan – op gitaar en bas – zijn recent de rangen komen te vervoegen. Alle voorgaande releases hadden eenzelfde thema, dus was het nu tijd voor een nieuw concept. Er werd gekozen voor een drama dat in 1915 gebeurde in het dorp Sandvik. Tijdens de gebruikelijke walvisjacht werden toen 14 mannen gedood door de bedreigde dieren en dit zinderde lang na in de weidse omgeving. Zo hebben we ook nog een archaïsch thema op dit album.
Het eerste nummer ‘Ábær’ (‘To The Storm’) is gekend van de smartelijke videoclip, maar wanneer je enkel naar de muziek luistert, blijkt dat dit alle ingrediënten die Hamferð zo ravissant maken hier aanwezig zijn: dynamische, lichtjes drassige doom riffs, diepe grunts en dan die smekend verlangende heldere zang als welhaast devote prestatie. Wanneer daarna de lillende gitaarsolo’s scheurend in crescendo gaan, zitten we op het puntje van onze stoel. En het blijft, nummer per nummer, een avontuur. Er is hetzelfde contrast tussen grunts en cleane zang in ‘Rikin’ (‘Driven’), omringd met sierlijke leads die gelukkig de ruimte krijgen. ‘Marrusorg’ (‘Nightmare Grief’) en ‘Glæman’ (‘The Glow’) zijn enkel clean en emotioneel gezongen, met zinderende riffs en op tijd en stond kalme intermezzo’s. ‘I Hamferð’ (‘As Apparitions’) heeft dynamiek, catchy ritmes en zelfs vlammende gitaren die naar black metal lonken op het einde. Het sensitieve ‘Fendreygar’ (‘Ghosts Of The Marsh’) is een sensitieve track met bloedmooie zang. En dan volgt een verrassing! ‘Hvölja’ (‘Whaleskin’) moet het hevigste nummer zijn dat de band ooit opnam. Zompige sludge riffs met een rioolgrunt walsen over alles heen als een ontembare golf. Vervorming en schreeuwerige zang wekken een akelige sfeer op. Om dan ontluisterd te belanden bij het titelnummer dat de reflectie is van een interview met één van de schaarse overlevenden op een bedje van bedachtzame gitaarklanken, terwijl het geluid van de golven op de achtergrond weerklinkt. Beklijvend topmateriaal dat een blijvende indruk maakt!