Euphrosyne – Keres
Eigen beheer
Release datum: 25 november 2022
“de combinatie van black metal, symfonische metal, gothic en saxofoon leidt tot een wonderlijk gedrocht dat doet denken aan de muzikale versie van creatief in elkaar geknutselde mythologische wezens in ouderwetse rariteitenkabinetten”
Jan Simon Hoogschagen I 11 november 202
Wanneer een band zich vernoemt naar één van de drie gratiën, personificaties van schoonheid, vruchtbaarheid, creativiteit en charme, dan schept dat verwachtingen. Verwachtingen die nog eens worden versterkt als je denkt, hoopt toch in ieder geval, dat een Griekse metalband niet zomaar een willekeurige naam uit de oudheid heeft geleend, maar iets weet van de achtergrond en dat meeneemt in het geluid van de band. Na een eerste beluistering van ‘Keres’, het debuut van het Atheense kwartet genaamd Euphrosyne kan niet anders geconcludeerd worden dan dat je veel mag vinden van dit mini album, maar niet dat de muziek op enige wijze verband houdt met de mythologische herkomst van de bandnaam.
Op ‘Keres’ viert het dualisme hoogtij, wat de classici onder ons al zullen hebben afgeleid uit het feit dat de Keres uit de oudheid, de vrouwelijke geesten die over de slagvelden zweefden op zoek naar zielen om mee te voeren naar de onderwereld, een compleet andere invalshoek hebben als de lieflijke Euphrosyne. Dat is terug te horen in de muziek die bestaat uit diametraal tegenover elkaar geplaatste elementen uit de post-black metal (met sterke Griekse invloeden) en neoklassieke darkwave vermengd met gothic. Een fusie zou ik het niet willen noemen, want de songs op het album zijn of het een, of het ander en zelden een mengsel van beiden. Het openingsnummer ‘Black Opal’, niet meer dan een intro misschien, plaatst breed uitwaaierende synths naast een mijmerende saxofoon. Het wordt gevolgd door ‘Pale Days’, dat aangedreven door woeste blastbeats, black metal screams en een massief gitaargeluid, uit een heel ander vaatje tapt. Ja, er zijn ook nog wat klassieke elementen in de vorm van ingeblikte strijkers en de saxofoon uit ‘Black Opal’ die nog even langskomt, maar dat leidt meer tot een vorm van symfonische black metal dan tot een logisch vervolg van het openingsnummer. In de volgende songs is het vooral meer van hetzelfde: zangeres Efi Eva die schakelt tussen een harsh black metal schreeuwstijl en een klassiekere cleane zang, de drums zijn over het algemeen vrij primitief en de gitaren gaan van tremolostijl black metal naar echoënde arpeggio’s en een ouderwetser overkomend heavy metal geluid. Alleen in het eennalaatste nummer ‘Within The Ages’ wordt een poging gedaan om de zo verschillende uitgangspunten van Euphrosyne samen te brengen, maar de combinatie van black metal, symfonische metal, gothic en saxofoon leidt tot een wonderlijk gedrocht dat doet denken aan de muzikale versie van creatief in elkaar geknutselde mythologische wezens in ouderwetse rariteitenkabinetten: de kop van een wolf op het lijf van een arend met de staart van een kabeljauw en dat dan keurig aan elkaar genaaid. Het verstilde titelnummer is vooral nuttig om even bij te komen, maar is net als de twee andere korte instrumentals een Fremdkörper tussen de weliswaar hysterische maar vrij generieke post-black metal.
Het lijkt erop dat het voornaamste doel van Euphrosyne is geweest zich te onderscheiden van de massa. Op zich is dat een loffelijk streven, jammer alleen dat het doel voorbijgeschoten is. ‘Keres’ is nu vooral een slechts met moeite te beluisteren “kijk ons eens lekker gek zijn” exercitie geworden, met als gevolg dat het eindresultaat vlees noch vis is.