Tool en Brass Against in Ziggo Dome-Amsterdam – 19 mei 2022
“De overweldigende kleurenexplosies van de visuals en podiumbelichting zorgen voor een twee uur durend hallucinerend netvliesorgasme.”
Hij neemt een te groot risico. Een van de drie in groene shirts geklede, medium musculaire mannen tikt hem aan. “Wie, ik? Wat is er?”, lijkt de vragende blik in zijn ogen te zeggen. Met een handgebaar dat geen tegenspraak duldt, maakt een van de drie Jerommekes duidelijk dat mijn linkerbuurman met hen mee moet. Met een nog steeds vragende blik, vervuld van onschuld, doet de jonge vent twee verontschuldigende passen richting de groene afvaardiging van de fitnessschool en wordt vervolgens stevig beet gepakt. Via het middenpad wordt hij als een oorlogsslachtoffer door een stel afgerichte kampbewakers naar buiten getransporteerd. Ik heb hem nooit meer teruggezien. Het concert is dan nog geen half uur onderweg. En het is niet de eerste keer dat ik de groene werkmieren ijverig bezig zie mensen uit het publiek te halen. Nog geen vijf minuten later is het weer raak. Als een vijf-man-dikke groene shovel wordt een andere gozer meedogenloos de zaal uitgeveegd. Het gaat op een manier waarop Putin alleen maar had durven hopen dat zijn tanks op dezelfde wijze over Oekraïne zou walsen. Ik hoor om mij heen het verontwaardigde geroezemoes zelfs boven de muziek uitstijgen, terwijl de syncopische ritmes toch op behoorlijk imposante wijze de zaal in bulderen. “Nou nou, moet dat nou zo?” “Wat een idioten.” “Ik zou mijn geld terugeisen.” ‘Schandalig”.
23 mei 2022 I Tekst en fotografie: Evil Dr. Smith
Een gewaarschuwd man telt blijkbaar niet (meer) voor twee. Zowel op de site van Ziggo als bij de ingang is nadrukkelijk verzocht geen foto’s of filmopnames maken. Op verzoek van Tool zelf. Tool verlangt een “optimale concertbeleving” en daar horen geen mobieltjes of andere opnameapparatuur bij: hinderlijk voor de band en de andere bezoekers. Ik vind dit een verademing en een heel verfrissend statement tegenover de verregaande debilisering en infantilisering van het overmatige mobieltjesgebruik bij concerten. Okay, ik maak me ook wel eens “schuldig” aan foto’s en filmpjes maken, dus enige hypocrisie is mij niet vreemd, maar je ziet bij sommige concerten meer mobieltjes in de lucht dan handen. Ook de man rechts naast me moest praten als Brugman om een beveiliger te overtuigen dat hij tussen de nummers alleen een verslag typt in zijn mobiel en dat hij zeker niets opneemt of fotografeert. Het naleven van deze regel wordt zo rücksichtslos uitgevoerd, dat ik zelfs mijn mobieltje nauwelijks uit mijn broek durf te halen om binnengekomen appjes van mijn oudste zoon te lezen die op hetzelfde moment in de Galgenwaard zit bij de playoff tussen FC Utrecht en Vitesse. Of zelfs maar even naar de tijd te kijken. Het is misschien ook voor mij wel een zinvolle proeve van zelfbeheersing en me niet te laten afleiden: focus on Tool, and nothing else.
Die focus wordt op een andere manier beleefd dan ik gewend ben. Mijn “optimale concertbeleving” is namelijk een band echt zién. Meer dan zien: ik wil me als een onderdeel van de band voelen. Ik wil het zweet van de musici ruiken, het spuug van de microfoon af zien druipen, de spieren van de drummer zien opzwellen bij een drumfill en de bezieling en intensiteit in de ogen van de zanger voelen. Mijn “optimale concertbeleving” is me helemaal inzuigen in de muziek en opgezogen worden door de performance. Maar ik zit op “rij 42, stoel 56”. Op zeker vijftig meter van het podium, en gevoelsmatig op zeker tweehonderdvijftig meter. Ja, het concert is ‘seated’. All over the place, dus ook in de arena. Het is niet meer de jaren negentig, waarbij ik Maynard James Keenan als een blauw geschilderde smurf in Paradiso bijna letterlijk kon aanraken. Het is nu de jaren twintig, waarbij ik een verrekijker nodig heb om te zien of die ieniemieniefiguren in de verte die lijken als Playmobil poppetjes daadwerkelijk Maynard, gitarist Adam Jones, bassist Justin Chancellor en drumoctopus Danny Carey zijn. En dan zit ik nog op tweederde van de zaal, laat staan hoe klein als legopoppetjes de bandleden zullen zijn achter- en bovenin in de nok van de Ziggo. Nee, dit is niet mijn ideale optimale concertbeleving. Toch heeft Tool iets gedaan waardoor ik het optreden wel degelijk ervaar als een optimale ervaring en dat het die heftig nageleefde regel van cameraverbod volledig doet vergeten.
WAT EEN LICHTSHOWWWOWWW!!! Zulke intense kleuren, zo prachtig samensmeltend met de muziek: ik kan me ogen er niet vanaf houden hoe bedwelmend mooi alle bewegende visuals zijn. Langzaam bewegend, door een ‘kooi van licht’ over de muzikanten heen een 3D-effect sorterend en over de volle breedte van het podium benuttend zie je een constante stroom van in elkaar overlopende lavastromen, fractals, spiralen en vloeistofprojecties. Je weet van gekkigheid niet waar je moet kijken. Het doet me denken aan een psychedelische lichtshow van Pink Floyd met Syd Barrett met een expositie van de werken van H.R. Giger tijdens een digitale vuurwerkshow van een Chinees nieuwjaar en dit alles onder het toeziend Oog van Sauron. Aan het eind van de show komt er zelfs massa’s zilverkleurige confetti naar beneden, over de hoofden van de eerste veertig rijen van de arena. Alsof het carnaval is. Ik ben hierdoor zelfs blij redelijk achterin te staan en niet helemaal vooraan, want zo heb je beter overzicht wat voor overweldigende kleurenexplosies de visuals en de podiumbelichting zorgen voor een twee uur durend hallucinerend netvliesorgasme. Niet alleen overweldigend imposant, maar door de intensiteit ook behoorlijk vermoeiend. Op een gegeven moment word ik letterlijk fysiek moe van het kijken. Het is eigenlijk nauwelijks een concert te noemen: het is een visueel kunstspektakel met een live soundtrack.
Wat zeg je? Of ik nu eindelijk ook wat over de muziek ga vertellen? Voor mensen die wel eens vaker in de Ziggo zijn geweest: hoe groot de zaal ook is – 90 bij 90 meter – het geluid is verduveld goed afgesteld. Massief, vol en toch helder en duidelijk. En het is bijna nauwelijks voor te stellen dat de heren tegen de zestig lopen (Danny is zelfs 61 en alleen Justin weet pas sinds kort waar Abraham de mosterd haalt), want ze spelen veel harder en vetter hun oudere werk dan ik had verwacht. Hun laatste album ‘Fear Inoculum’ mist wellicht de hooks en riffs van weleer en compenseert dat met meer sfeer en bijna mantra-achtige metal, dit betekent niet dat oudere beuknummers als ‘Opiate’, ‘Pushit’ of ‘The Grudge’ met minder zeggingskracht en meer spirituele beleving worden gebracht. Regelmatig headbang ik tussen de stoeltjes. Met steeds meer bewegingsruimte trouwens, want ook de drie opeenvolgende linkerbuurmannen naast mij zijn er niet meer. Ook al naar buiten gelazerd? Nouja, ideaal om met enige bewegingsruimte lekker uit mijn plaat te gaan.
“Amsterdam!” roept James ons na een aantal nummers toe.
“Amsterdam!!” herhaalt hij. Een gejoel klinkt op. Ik heb de band een paar keer eerder gezien en ik was op voorhand voorbereid op weinig interactie met het publiek, maar nu spreekt James ons toch toe. “Amsterdam! You sound like my grandmother in rehab.” De lachers, klappers en joelers heeft hij meteen op zijn hand. Na een uurtje richt hij zich opnieuw naar het publiek. ‘Everyone who’s 58 years or older, raise your hands. […] Well, I am 58 years old and I am standing up, so why are you all sitting down, Amsterdam?” Vermakelijk cynisme, al viel de werkelijkheid gelukkig mee, want ook al waren het overal zitplaatsen, ik zag in de Arena werkelijk niemand zitten. Voor een setlist verwijs ik je naar setlist.fm, daar kan je precies zien wat ze deze avond hebben gespeeld. Hierin viel het me wel op dat de band zeker niet elke dag van hun tournee dezelfde setlist als een automatische piloot afwerkt. In elk optreden zitten er wel de nodige aanpassingen. Zo wordt bijvoorbeeld deze avond ‘Sober’ (helaas) en ‘Hooker With A Penis’ niet gespeeld, maar ‘The Patient’ (gelukkig) en ‘7Empest’ wel.
De band speelt maar elf nummers, maar weet daarmee toch het publiek ruim twee uur aan zich te binden. Exclusief tien minuten pauze, waarbij de zaallichten ook aangaan, een timer die aftelt, en we even een plas-, adem- en/of bijpraatpauze hebben. Alsof we in een bioscoop zaten met een 4D-vertoning van een kunstzinnige arthouseblockbuster met het succes van een gemiddelde Marvel-film. Na deze pauze volgt nog een ruim half uur aan materiaal van ‘Fear Inoculum’, zegge: drie nummers, waarvan vooral het cryptische en experimentele ‘Chocolate Chip Trip’ opvalt, een solowerk van Danny waarin aparte drumstijlen en elektronische loops een vervreemdend, surrealistische sonische én visuele ervaring oplevert. En dan, toch nog en als niemand dat meer verwacht, heeft James, als hij zich weer tot ons wendt, nog iets te zeggen dat ons erg doet opluchten: “Thank you very much Amsterdam. Hope to see you next summer with Puscifer [luid gejoel]. And with this last song the security will step aside, so you can take your pictures, or whatever you want to do. It’s okay. Thank you!” En al juich ik het verbod toe, het mobieltje heeft wel dik twee uur in mijn broekzak gebrand: het wil zó graag iets van de visuele pracht vastleggen. Dus tijdens het slotnummer, ‘Invincible’, ga ik dan ook als een malle Japanse toerist te keer. Tsja, iets verbieden doet juist triggeren. De foto’s die je hier ziet, zijn dus afkomstig tijdens alleen het laatste nummer. Zoals deze foto’s zijn, zo was ongeveer het gehele optreden, alleen elk nummer met een andere “intensiteit”. Klokslag elf uur zijn de laatste overdonderende, Meshuggiaanse powerriffs gespeeld van ‘Invincible’, gaan de zaallichten aan en stroomt het publiek naar buiten onder de muziek van…Abba’s ‘Dancing Queen’. Net als drie jaar geleden toen ze ook in de Ziggo stonden.
Over dat optreden gesproken: toen had Tool de Franse band Fiend mee als support act. Deze keer nam de band een andere band op sleeptouw. En dat was wel een apart geval. Die band was Brass Against uit New York en dat is van origine een Rage Against The Machine-coverband, maar dan geen gewone. Zoals de naam doet vermoeden is het een blazersgezelschap met naast de reguliere gitarist, bassist en drummer ook nog zeven toeteraars. Het is een band rondom zangeres Sophia Urista en zij zingt protestmetalrapsongs als ware zij de vrouw van Zack de la Rocha. Hun repertoire is de laatste jaren uitgebreid, waaronder ook nummers van Tool. We kregen dus als opwarmband een blazersband die hardrock, grunge, en metalnummers speelt, waaronder die van de hoofdact. Dat heeft toch iets potsierlijks en narcistisch, ware het niet dat het verdomd goed klonk! Ik moest wel even in hun sound komen, maar nadat ze o.a. Rage’s ‘Bull On The Parade’ en Tools ‘Stinkfist’ speelden, kwam er een ingekorte en sterk geïmproviseerde versie van Led Zeppelins ‘Kashmir’ langs en daarin klonken de trombones en trompetten zo cool en vet dat ik steeds enthousiaster werd. Dat werd nog beter tijdens ‘Aerials’ van System Of A Down en toen er weer een Tool nummer werd gecoverd, ‘Forty Six And 2’, vond ik dat alleen maar supergaaf. Zo gaaf, dat ik benieuwd was of Tool dat later die avond zou kunnen overtreffen. Het enige minpunt was, spijtig genoeg, zangeres Sophia zelf, want haar zangkwaliteiten waren niet meer dan okay en nergens opmerkelijk of onderscheidend. Hoe anders was dat met de lage tonen van de sousafoon, die waren zo fokking lowwwwww dat je middenrif al trillend via je slokdarm naar buiten kwam gestuiterd. Het klonk geweldig! Toepasselijk en zwaar overtuigend, ook de zangeres zelf, sloot de band hun korte kennismaking af met ‘Killing In The Name’. 28 Mei speelt deze band in Doornroosje, Nijmegen. Als je wil ervaren met hoeveel overdonderend geraas een blazerssectie bekende grunge- en metalklassiekers in een kleine zaal kan klinken: gaan!
Social media