Ruben Hoeke Band – All Saints
Butler Records
Release datum: 01 november 2019
Tekst: Bas Smit – 21 oktober 2019
“‘The Devil’s Toil’ kronkelt als de gevorkte tong van Zijne Roodgeblakerde Beëlzebub met lyrics on acid in je nietsvermoedende brein en de afsluitende epic is een monsterlijke take op U2’s ‘Love Is Blindness’ die het origineel de loef afsteekt
Het gaat lekker met de Ruben Hoeke Band. Erg lekker. De band speelt op talloze binnen- en buitenlandse festivals, brengt met enige regelmaat goed ontvangen cd’s uit en lijkt nu al een aantal jaar een vrij vaste, constante line-up te hebben. Dat vertaalt zich in een zeer goed op elkaar ingespeelde band, dat goed te horen is op deze alweer zesde studio-album die me vanwege de albumtitel hardop ‘Never Ever’ en ‘Pure Shores’ laat zingen. Brrrr… en ik heb een bloedhekel aan aalgladde supercommerciële meisjespopbands.
Nu is de albumtitel natuurlijk geen verwijzing zijn naar die Britse meisjes, maar het valt me wel op dat de band op elk album commerciëler lijkt te gaan spelen. Harder ook, maar tevens toegankelijker. En Amerikaanser. Als Whitesnake, Mötley Crüe en Winger in 1989 samen zouden touren door Europa, dan hadden die bands in plaats van Sleeze Beez als openingsact ook de Ruben Hoeke Band kunnen vragen. Als de band tenminste Professor Barabas had gevraagd om de teletijdmachine te mogen lenen. Misschien zou zoiets anno 2019 ook lukken met artiesten als Blackberry Smoke, Black Stone Cherry en Rival Sons. Minder grote iconen én deze bands tonen meer blues in hun donder dan dat Ruben Hoeke momenteel laat horen. Dat mis ik wel een beetje op dit album. Het is vooral ‘party hard en van dik hout zaagt men planken’. Ideaal als feestband om een festival goed op gang te krijgen, maar zo in de woonkamer komen de liedjes toch wat gemakkelijk, bijna gemakzuchtig, over. Ondanks dat Ruben Hoeke zijn zes snaren weer op fantastische wijze in alle bochten buigt. Echt, want kan die gozer heerlijk scheuren. Rustpunt ‘Forafter Always’ zorgt daarom voor een welkome onderbreking van de wat gelijkvormige sound, met een glansrol voor zanger Lucas Pruim, die in dit nummer ook wat minder overdreven Amerikaans klinkt. Daarna spuwt en stuwt de band weer voort met super-Amerikaans klinkende hard(e)rock. High on energy, full on adrenaline, but pretty low on diversity.
Het album gaat echter niet uit als een nachtkaars, integendeel, het vuurtje wordt aan het eind juist aangewakkerd met de twee beste nummers. ‘The Devil’s Toil’ kronkelt als de gevorkte tong van Zijne Roodgeblakerde Beëlzebub met lyrics on acid in je nietsvermoedende brein en de afsluitende epic is een monsterlijke take op U2’s ‘Love Is Blindness’ die het origineel de loef afsteekt, zelfs zonder het sacrale orgeltje. Nu was het origineel al een van de weinige hoogtepunten uit U2’s oeuvre van de afgelopen dertig jaar, maar deze bijna twee keer zo lange versie waarin Ruben scheurt, maalt en ragt als Alvin Lee, Rory Gallagher en Joe Bonamassa bij elkaar en de bezielende zang van Pruim zorgt voor een indrukwekkend slotakkoord van het album. Al moet gezegd: Pruim is geen Jack White die het nummer ook al eens verdomd fraai heeft gecoverd. Maar stond het album vol met dit soort nummers, dan was het de cd van het jaar geworden. Dus ik ben blij dat de plaat in ieder geval met een dikke majeur eindigt.
Check de onderstaande socials voor meer informatie over deze band.