
Pothamus – Abur
Pelagic Records
Release datum: 14 februari 2025
“Misschien is dat wel de ultieme samenvatting van wat Pothamus is: een amalgaam van de mystieke wereld van Dead Can Dance, waarin gothic, wereldmuziek, middeleeuwse klanken en new age samensmelten, en de bruutheid van metal. Berusting en boosheid in een mystieke maelstrom van klanken die aantrekken en afstoten.”
Jan-Simon hoogschagen I 27 februari 2025
Het is intussen bijna vijf jaar geleden dat Pothamus zichzelf op de kaart zette als een van de vaandeldragers van de Belgische post-metal met de debuutplaat ‘Raya’. Het geluid op dat album was in velerlei opzichten uniek. Hoeveel bands zijn er die instrumentale muziek maken, met zang? Ja, met zang. Bij Pothamus zijn de vocalen grotendeels gereduceerd tot klanken en teksten in een wonderlijke mix van Latijn, Engels en Duits. Woorden in een abstracte taal die niemand spreekt. De stem als extra instrument. Voeg dat extra instrument bij de vervreemdende mix van oriëntaalse mystieke klanken en brute post metal sludge en zie daar: Pothamus.
‘Raya’ maakte behoorlijk indruk en het lange wachten op het vervolg begon. Dat vervolg is er nu en het heet ‘Abur’. Verwacht geen brute stijlbreuk, als ‘Abur’ iets is, dan is het wel de verfijning van wat er op ‘Raya’ te horen viel. Het totaalgeluid is misschien nog abstracter, de dynamiek is wat nadrukkelijker, maar afgezien daarvan is veel hetzelfde gebleven. Heel gek is dat niet, de band bestaat nog steeds uit dezelfde drie muzikanten en voor de productie is ook dit keer Chiaran Verheyden (van Psychonaut en Hippotraktor) ingeschakeld. Als je dan toch op zoek gaat naar verschillen dan valt op dat Pothamus na het eerste album door Pelagic Records is opgepikt en daarmee labelgenoot is geworden van zielsverwante Belgische bands als Psychonaut, Hippotraktor, Briqueville en Hemelbestormer.
‘Abur’ opent met duistere soundscapes van de soort waarmee ook bepaalde horrorfilms beginnen. Niet de lompe botte bijlen slasher variant, maar de films die je zo’n unheimisch gevoel geven dat je constant achter je en onder je stoel wilt kijken om te zien wie of wat zich daar verstopt. Een traag en slepend tempo versterkt het dreigende gevoel. Flarden van klagende zang vermengen zich met een brommende fuzzbas en tribale drumritmes en voeren je mee naar onbekende oorden waar zich rituelen afspelen waar je liever niets vanaf weet. Althans, zo klinkt ‘Zhikarta’, een nummer waarmee Pothamus bewijst dat wat voorheen minstens een kwartier duurde nu ook in dik zeven minuten kan. Dat is nog steeds best lang en in die zeven minuten is ruimte voor een subtiel spel met dynamiek, sowieso een specialiteit van deze band. Van snel en bezwerend naar sur place, Pothamus draait zijn hand er niet voor om. De reis gaat verder met ‘Ravus’, een song waarin de focus verschuift naar een groots en grandioos geluid waar intense screams en grunts galmen. Het mooie is dat tussen al het geweld ook nog plaats is gevonden voor de bezwerende sjamanenzang van Sam Goussens.
Een mix van muziek en metafysica, van oosterse filosofie en westerse esoterie, dat is wat Pothamus naar eigen zeggen hoopt te bereiken met zijn muziek en dat komt het meest tot uiting in het kortste nummer op ‘Abur’, ‘De-varium’. Eigenlijk is het niet meer dan een excuus om los te gaan op de surpeti of shruti box, een apparaat dat met blaasbalgen een drone produceert die ergens tussen die van een doedelzak en een draailier zit, maar toch heel anders is.
En na dit korte intermezzo gaat het verder, verder met de metronoomachtige drumroffels die Pothamus richting krautrock duwen, terwijl de gitaarriffs, beukende bassen en brullende zang proberen om het geheel in een sludge metal laatje te laten vallen. ‘Ykavus’ is dan weer een poging om een brug te bouwen tussen de verschillende werelden van Dead Can Dance en metal. Misschien is dat wel de ultieme samenvatting van wat Pothamus is: een amalgaam van de mystieke wereld van Dead Can Dance, waarin gothic, wereldmuziek, middeleeuwse klanken en new age samensmelten, en de bruutheid van metal. Berusting en boosheid in een mystieke maelstrom van klanken die aantrekken en afstoten. Alsof het zo moet zijn komt dat allemaal samen in het epische einde van het album, het titelnummer dat een kwartier lang alle aspecten van het zijn van Pothamus raakt. In een kwartier is ook voldoende tijd om van ingetogen naar uitgesproken te gaan, met beleid alle sluizen open te zetten en de luisteraar langzaam maar zeker mee te slepen naar een andere, hogere dimensie, op zoek naar de wereld die verscholen ligt achter de oppervlakte van geluidsgolven. ‘Abur’ is zo een complex werkstuk dat je losrukt uit de dagelijkse grauwe realiteit, een startpunt voor een innerlijke reis los van tijd en ruimte waarin begrippen als begin en einde betekenisloos worden. Wat dat betreft is Pothamus geslaagd in zijn opzet. Meer dan geslaagd zelfs. Deze metafysische metal is transcedent zonder ook maar een moment op een new age-achtige manier zweverig te worden. Mooi zoals een vulkaanuitbarsting dat kan zijn.
