
Hemelbestormer – Interview met Frederik Cosemans (drums)
Frederik Cosemans: “Natuurlijk maak je muziek in de eerste plaats voor jezelf, maar het zou vreemd zijn als je helemaal ongevoelig bent voor hoe het publiek erop reageert.”
Hemelbestormer is zonder twijfel een van de meest unieke bands uit België. Met overwegend instrumentale, lang uitgesponnen composities die balanceren tussen post-metal, post-rock, ambient en zelfs black metal, creëren ze een meeslepende en gelaagde luisterervaring. Hun nieuwste album, The Radiant Veil, is daar het perfecte voorbeeld van: intens, atmosferisch en ronduit overweldigend. In dit interview geeft drummer Frederik Cosemans een inkijk in het creatieve proces achter de nummers, het ontstaan van de mysterieuze songtitels – die soms minder diepzinnig zijn dan je zou denken – en deelt hij enkele van de meest memorabele ervaringen die de band opdeed tijdens optredens op bijzondere locaties.
Koen de Waele Ι 7 augustus 2025
Hallo Frederik, ‘The Radiant Veil’ leek me een serieus ei om te leggen. Hoe lang ben je aan zoiets bezig?
Wist je dat bij Hemelbestormer de muziek eigenlijk door één persoon wordt geschreven? Dat is Filip Dupont, de gitarist van de band. Het schrijfproces verloopt meestal vrij vlot. Filip werkt vanuit bepaalde stemmingen of ideeën die hij in zijn hoofd vormt, en op basis daarvan maakt hij volledige preproducties — nummer per nummer. Die worden dan aan de rest van de band voorgelegd, besproken en eventueel aangepast. Zo groeit het uiteindelijk uit tot een volledig album. Het album dat nu uitkomt, is eigenlijk al meer dan twee jaar geleden volledig afgewerkt in preproductie. De opnames zelf zijn pas eind vorig jaar gebeurd. En nu, eindelijk, komt het uit. Voor het publiek is het nieuwe muziek, maar voor ons voelt het al bijna vertrouwd aan. Niet dat we het beu zijn, maar we kennen het natuurlijk al door en door. Het hele proces is best een onderneming. Het schrijven zelf kan soms snel gaan, zeker als Filip in de flow zit. Maar er zijn ook periodes waarin er even niets komt. Daarna begint het echte werk: de nummers instuderen en eigen maken. Dat vraagt ook tijd en energie. Dus ja, we zijn er al een hele tijd mee bezig. Maar om daar een exacte tijd op te plakken? Dat is moeilijk. Wat wel zeker is: de muziek was al lang klaar voordat iemand anders er ook maar iets van hoorde.
25/7 is de releasedatum. Ben je daar nog zenuwachtig voor?
Ik denk dat elke muzikant wel een beetje zenuwachtig is op zo’n moment. Wanneer je een plaat maakt en die volgens jou af is, ben je daar natuurlijk tevreden mee, voor jezelf. Maar dan begin je je toch af te vragen: gaan de mensen het ook goed vinden? Gaan de fans het appreciëren? Je hoopt natuurlijk van wel. Veel muzikanten zeggen dat ze muziek maken voor zichzelf, en dat het hen niet uitmaakt wat anderen ervan vinden. Maar eerlijk? Ik weet niet of dat altijd helemaal oprecht is. Natuurlijk maak je muziek in de eerste plaats voor jezelf, maar het zou vreemd zijn als je helemaal ongevoelig bent voor hoe het publiek erop reageert. Vrijdag is het zover, en ja, dat blijft spannend. Al heb ik er wel een goed gevoel bij. De nummers die al uitgebracht zijn, zijn goed onthaald en kregen positieve reacties. De rest van het album ligt in dezelfde lijn. Het sluit aan bij ons vorige werk, maar is misschien wat dynamischer en verfijnder. Dus ja, ik heb er vertrouwen in, maar spannend blijft het sowieso.
Hoe begin je eigenlijk aan zo’n nummer. Neem nu opener ‘Usil’ welke maar liefst tien minuten duurt. Dat bouwt maar op gaat dan zakken en bouwt dan terug op.
Dat zijn dingen waar we vroeger wel eens bij stilstonden. Bijvoorbeeld: als je een lang nummer opent met een opbouw van drie minuten, haken mensen dan niet af nog voor het écht interessant wordt? Dat soort vragen speelden wel mee. We hielden daar misschien een beetje rekening mee. Maar tegelijk moet ik mezelf daar ook in tegenspreken. Je kunt niet alles gaan afwegen of berekenen in functie van wat mensen ervan zullen vinden. Daar komt toch weer dat stuk terug van muziek maken voor jezelf. Als Filip een verhaal wil vertellen via een nummer, dan duurt dat meestal gewoon wat langer. En net daarin zit volgens mij ook de kracht van Hemelbestormer: die lange, meeslepende, bijna bezwerende stukken. Ze trekken je helemaal mee in een sfeer. Kan dat ook in drie minuten? Misschien. Maar voor ons werkt het beter als we er echt de tijd voor nemen. Toch blijft het altijd spannend. Je wil dat het werkt, dat het boeit. We proberen er wel op te letten dat er genoeg gebeurt in een nummer. Je kunt niet zomaar tien minuten muziek over iemand uitstorten zonder dat er iets evolueert. Maar ik denk dat we daar goed in slagen — zeker op deze plaat. Ook op de vorige albums zat dat er al in, maar ik heb het gevoel dat we met elk album een stap vooruit zetten. Meer dynamiek, meer afwisseling, meer spanning. Het blijft herkenbaar, maar toch telkens anders. The Same but different.
The Radiant Veil wil iets zeggen als de verlichte sluier en gaat over licht en duisternis. Zijn jullie enigszins filosofisch ingesteld?
Als we iets willen overbrengen via onze muziek, dan is dat misschien net iets uitdagender omdat we een grotendeels instrumentale band zijn. Op het nieuwe album zitten wel een paar stukjes zang, maar de kern blijft instrumentaal. Daarom is het belangrijk dat we een soort thema hebben waaraan we onze muziek kunnen ophangen. Bij ons draait dat thema altijd rond contrasten: licht en donker, duister en hoopvol, verpletterend en mooi. Je zou het ook kunnen omschrijven als hard en zacht, intens en breekbaar. Die dynamiek is er altijd geweest, en ik denk dat die ook altijd zal blijven. Ik zie ons nooit een nummer maken dat tien minuten lang alleen maar beukt. De sfeer mag dan wel zwaar zijn, maar dat uit zich eerder in tussenstukken of spanningsbogen. Neem bijvoorbeeld het korte nummer ‘Tinia’, dat is echt een postrocknummer. Zelfs dat barst op het einde nog even los, krijgt een extra lading. Die opbouw, die afwisseling, dat is echt een kenmerk van onze sound. We nemen graag de tijd om een sfeer op te bouwen. Dat is voor ons essentieel. En die dynamiek tussen rust en intensiteit is wat Hemelbestormer typeert
Het album is geïnspireerd op het Etruskische sterrenstelsel. Hoe zijn jullie bij dat thema terechtgekomen?
Er bestaat eigenlijk weinig geschreven taal over dit onderwerp. Hoe we op het idee gekomen zijn? Er is altijd al een kosmisch thema aanwezig geweest in onze muziek. Voor dit album wilden we dat koppelen aan hoe het zonnestelsel werd bekeken door de oude Etrusken.Waarom precies de Etrusken? Er zit geen diepere reden achter, het leek ons gewoon origineler dan de klassieke benamingen. De titels van de nummers zijn effectief de namen van de planeten, beginnend met Uzil (de zon) en eindigend met Satre (Saturnus), zoals die toen gekend waren. Als we de nummers gewoon Sun, Moon, Venus, Earth hadden genoemd, dan voelde dat wat flauw aan. Latijn had gekund, maar we wilden iets dat echt anders was. Zo kwamen we bij het oude Etrurië terecht. Filip is dat allemaal beginnen opzoeken. Het is niet altijd even makkelijk om te onthouden welke naam bij welke planeet hoort, of in welke volgorde ze staan, maar ze volgen wel degelijk de juiste volgorde. Wat we er ook leuk aan vonden: voor iemand die de biografie niet gelezen heeft, zoals jij wel hebt gedaan, blijven die titels mysterieus. Misschien gaan mensen dan zelf op zoek naar wat die woorden betekenen. En zo zijn ze op een andere manier toch weer met de muziek bezig. Dat prikkelende, dat triggerende, vonden we een fijne extra. Maar verder moet je er niet te veel achter zoeken. Over de Etrusken zelf is weinig bekend, en wat er aan teksten bestaat, heeft eigenlijk niets met dit thema te maken. Het was gewoon een originele invalshoek die goed aanvoelde.
Zijn er naar het einde toe nog steeds stukken die je wil veranderen of aanpassen? Of zeg je op een gegeven moment: nu is het genoeg? Hoe bepalen jullie wanneer een nummer “af” is?
Met dit soort muziek kun je eigenlijk blijven evolueren. Maar op een bepaald moment, zeker tijdens de opnames, moet je knopen doorhakken. Dan beslis je: dit wordt het. Vooral qua structuur moet alles vastliggen. Sommige passages lijken misschien eenvoudig, maar het zijn net die breaks, overgangen en stops die perfect moeten kloppen. Op een gegeven moment moet je zeggen: zo is het goed, zo blijft het. Maar dan komen de liveshows. En daar verandert er weer wat. Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken, maar als drummer heb ik misschien het meeste ruimte om te variëren. Kleine extraatjes, een fill hier of daar, dat kan ik live nog toevoegen. Soms denk ik zelfs: had ik dat maar op de plaat gedaan. Maar goed, daar zijn de liveversies dan weer voor. Ik vind het persoonlijk net interessant als een nummer live een beetje afwijkt van de studioversie. Voor gitaar of bas is dat misschien iets moeilijker, je kunt daar niet zomaar een ander loopje in gooien. Maar op drums lukt dat wel, en dat doe ik ook bewust. Geen grote veranderingen, maar kleine details die het voor mijzelf fris en boeiend houden.
Het probleem bij een magazine is dat je de muziek vaak moet benoemen en in een hokje steken. Iets wat in mijn ogen al tientallen jaren gepasseerd is want heel wat bands mixen meerdere genres door elkaar. Jullie combineren post-metal, sludge, doom, ambient en black metal. Hoe moet je dan zoiets benoemen?
Bedoel je hoe we het zelf benoemen, of hoe we het evenwicht tussen de stijlen bewaren? Want dat hangt eigenlijk sterk samen. Welke stijl op een bepaald moment de bovenhand krijgt, hangt vooral af van de stemming waarin Filip zich bevindt tijdens het schrijven. Zit hij in een meer sferische, dromerige mindset, dan komt er eerder iets postrock-achtigs uit. Maar heeft hij net een maand lang naar oude black metal geluisterd — wat hij gerust durft doen, en ik trouwens ook — dan sluipen die invloeden er ook weer in. Filip heeft echt een bijzonder talent. Ik heb dat nog bij weinig mensen gezien. Hij kan door van alles geïnspireerd raken, niet alleen door Hemelbestormer, maar ook door zijn talloze andere projecten. Ken je ze allemaal? Waarschijnlijk niet, het zijn er zó veel. Hij kan bijvoorbeeld iets horen van een band als Front 242 en denken: “Dat is geweldig, daar wil ik ook iets mee doen.” En dan schrijft hij in twee maanden tijd een volledige plaat in die stijl, zonder te kopiëren. Hij vertaalt die inspiratie naar iets nieuws, iets van zichzelf. Dat is echt straf. Ik ken weinig mensen die dat kunnen. En dan is er natuurlijk nog de vraag: hoe noemen we onze stijl eigenlijk? Dat blijft lastig. Het zal sowieso beginnen met “post”, postmetal zit er altijd wel in. Maar er zit ook postrock in, ambient, black, doom… noem maar op. Zoals jij zegt: het is een beetje van alles. We hebben dat, dat, dat én dat. Soms zeggen we gewoon “Instrumental metal”, maar zelfs dat dekt de lading niet helemaal. Het blijft moeilijk om te benoemen. Mensen raken er soms van in de war en misschien is dat net goed zo.
Hoe zien jullie de toekomst van Hemelbestormer? Zijn er nog onontgonnen richtingen die jullie willen verkennen?
Ja, ik denk dat onze sound altijd wel herkenbaar zal blijven. Dat gevoel heb ik toch. Grappig dat je het vraagt trouwens, ik kreeg die vraag onlangs ook nog. Als het van mij afhangt, dan zou ik graag wat meer elektronische invloeden verder uitwerken. Je hoort dat op deze plaat al hier en daar terugkomen. Niet dat het volledig elektronisch moet worden, maar ik ben er de laatste tijd zelf veel mee bezig, en ik zie wel potentieel om dat sterker te integreren in de Hemelbestormer-sound. Een volledig elektronische plaat? Dat zie ik niet meteen gebeuren. Maar het lijkt me wel een interessante richting om verder te verkennen. Zeker omdat de zang toch altijd minimaal blijft. Er is dus ruimte om met andere elementen te spelen, zonder dat we onze identiteit verliezen.

Er is zang te horen op drie nummers van de nieuwe plaat, en eerlijk? Ik vind die stukken eigenlijk best goed.
Anders hadden we ze er natuurlijk niet op gezet. Maar het is wel een moeilijke vraag: zouden we overwegen om een volgende plaat volledig met zang te maken? Op dit moment zou ik zeggen: nee, dat denk ik niet. We hebben het er wel al eens over gehad — niet over een volledige vocale plaat, maar eerder over een speciaal project. Bijvoorbeeld een unieke show, op een festival als Roadburn, waar we onze oudere, instrumentale nummers zouden laten invullen door een zanger of zangeres. Of misschien zelfs allebei. Een volledige set met vocals dus. Dat lijkt ons wel interessant, en we hebben het idee de laatste tijd al een paar keer besproken. Maar om echt een hele plaat met zang te maken, of zelfs een vaste zanger aan de band toe te voegen? Daar zijn we voorlopig nog niet mee bezig. Op dit moment voelt dat niet als de juiste richting.
Ik vind dat de drums heel belangrijk zijn bij Hemelbestormer. Jij drumt dan ook op een soort ritmische wijze die duidelijk aanwezig is maar niet wil benadrukken. Is dat een speciale stijl die jij gebruikt.
Als ik een speciale drumstijl gebruik, dan gebeurt dat vaak zonder dat ik er zelf echt bij stilsta. Eigenlijk is het niet zo dat ik bewust een bepaalde stijl nastreef. Mijn drumpartijen zijn vooral gebaseerd op de preproducties van Filip. Daar pas ik dan kleine dingen aan, wat finesse, een extra fill hier en daar, maar qua structuur en tempo blijft het meestal zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Het is zeker niet de bedoeling om richting metalcore of deathcore te gaan, met die extreem technische drummers. Dat zou gewoon niet passen bij onze muziek. Voor mij moet het drumwerk vooral ondersteunend zijn, het moet het nummer voortstuwen zonder op de voorgrond te treden. Het mag geen show worden. En dat is iets wat je bij sommige bands op festivals als Graspop of Alcatraz wel ziet, indrukwekkend, absoluut, en ik neem mijn hoed af voor die drummers. Maar zelf ambieer ik dat niet. Ik zou het ook niet kunnen, eerlijk gezegd. Wat wij doen, is vooral kijken naar wat het nummer nodig heeft. Dat is het belangrijkste. Het is technisch niet extreem moeilijk om te spelen, maar het vraagt wel discipline. Je moet de neiging kunnen onderdrukken om overal iets tussen te willen gooien. Drummers hebben die reflex soms: “Hier nog iets, daar nog iets.” Maar soms moet je gewoon de basis volgen. Het is geen AC/DC, waar alles bijna hetzelfde blijft, maar het is ook geen chaos. Ik denk dat we een goede balans gevonden hebben, tussen wat het nummer vraagt en hier en daar wat leuke accenten. En bedankt trouwens voor het compliment.
Ook visueel gaan jullie altijd voor sterke presentaties. Hoe belangrijk is dat voor jullie?
We hechten veel belang aan de presentatie, kijk maar naar het artwork of de videoclip van ‘Usil’. Als je tien minuten moet vullen, moet dat ook visueel kloppen. En ja, dat is voor ons echt belangrijk. Ook live. Eigenlijk al vanaf het begin, nog voor we live begonnen te spelen, hebben we daar bewust over nagedacht. We zijn toen echt samengekomen om te bespreken: wat willen we uitstralen? Wat moet een Hemelbestormer-show zijn? Een aantal keuzes die we toen maakten, zijn tot vandaag gebleven. We dragen altijd zwarte kledij, geen bandshirts of opvallende prints, gewoon zwart. Niet omdat daar iets mis mee is, maar omdat we zelf minder op de voorgrond willen staan. Ook het licht houden we bewust minimaal, zodat we bijna niet zichtbaar zijn. De focus ligt op de sfeer, niet op ons als individuen. Waar mogelijk gebruiken we visuals: beelden van ruimte, rotsformaties, zeeën, vulkanen, dieren… En dan zijn er ook de symbolen die altijd naast het drumstel staan. Die veranderen per album en zijn gebaseerd op een zegel of symbool dat een heel verhaal met zich meedraagt. Wat dat verhaal precies is? Dat zou ik je moeten doormailen, ik moet het zelf ook telkens weer opzoeken. Die elementen — de zwarte kledij, de symbolen, de visuals — zijn een vast onderdeel van onze live-ervaring. We proberen dat zo vaak mogelijk te doen, behalve als het praktisch niet haalbaar is. Bijvoorbeeld op een openluchtpodium om vijf uur in de namiddag, dan heeft het weinig zin, want je ziet er toch niets van. Maar in acht van de tien shows proberen we het wel volledig uit te werken. En telkens als we achteraf beelden terugzien van zo’n optreden dat helemaal klopt, dan denken we: ja, dát is wat we bedoelden. Dan komt de sfeer echt over, dan word je als publiek volledig ondergedompeld in de muziek. Dus ja, het visuele aspect is voor ons minstens even belangrijk als het muzikale.
Als je dan ergens op een festival staat en een bepaalde speeltijd krijgt van een uur. Kies je dan om meerdere nummers op een kortere wijze te brengen of moeten ze in hun geheel gebracht worden?
Dat is iets waar we soms echt lang mee bezig zijn. Maar om meteen een eenvoudig antwoord te geven: er is eigenlijk maar één nummer dat we in verkorte vorm spelen, en dat is ‘Portals, Through the Universe’, het allereerste nummer dat we ooit gemaakt hebben. Dat is verweven met een track van een Italiaanse band, en daardoor is het in zijn originele vorm niet live te brengen. Dus dat is de enige uitzondering. Voor de rest: als een nummer een kwartier duurt, dan duurt het ook een kwartier. Misschien dat we hier en daar een intro- of outro sample inkorten met twintig of dertig seconden, maar we doen geen medleys of inkortingen. Als je dat woord al laat vallen, krijgt onze gitarist Jo (Driesmans) al jeuk, hij moet er niets van weten. Praktisch gezien is het natuurlijk niet eenvoudig. Onze nummers duren vaak tien minuten of langer, en op festivals krijg je meestal maar drie kwartier tot een uur speeltijd. Wat doe je dan? De afgelopen repetities hebben we echt samengezeten om te puzzelen aan de setlist voor de volgende cyclus. Je wil natuurlijk je nieuwe werk brengen, drie nieuwe nummers zijn al goed voor 35 minuten. Dan kun je er misschien nog één of twee oudere bij nemen. Maar welke dan? Kies je voor een klassieker die mensen kennen, of voor iets anders? Het is niet iets wat we vijf minuten voor de show nog snel beslissen. Zelfs “zouden we die vandaag weglaten of erbij nemen?” is niet zomaar iets wat je last minute beslist. Dat moet echt doordacht gebeuren. Dat is nu eenmaal de realiteit als je lange nummers maakt. Je kunt maar een beperkt aantal tracks spelen. Op festivals is dat nog strikter. Ik herinner me dat we op Graspop in 2019 drie nummers speelden, misschien vier, maar zeker geen vijf. Toch goed voor veertig minuten muziek.
Uiteraard is hemelbestormer geen mosh en circle pit band. Wat is zowat het zwaarste tafereel dat je ook voor jou op het podium gezien hebt?
Er zijn twee dingen die spontaan binnenvallen. Void Fest was een klein Duits festival met een heel beperkt publiek. Dat was ook bewust zo: ze lieten maar een beperkt aantal mensen toe zodat iedereen comfortabel kon genieten. Wij speelden in een tent waarvan de achterkant de vorm had van een halve dodecaëder, echt een opvallende constructie. Tijdens het opstellen stond de tent al helemaal vol. Nog voor de soundcheck goed en wel begonnen was, begon het publiek al te roepen en te schreeuwen. Iedereen ging compleet uit z’n dak, het was meteen duidelijk dat dit een speciale avond ging worden. Het tweede deel dat me is bijgebleven, was tijdens Dark Bombastic Evening in Roemenië. Dat was gewoonweg waanzin. Het festival vond plaats op een unieke locatie, een soort citadel, met een podium omringd door metershoge muren. Terwijl we alles gaven op het podium, zagen we plots iemand helemaal alleen boven op die muur staan – volledig in extase. Die muur was zeker tien meter hoog, en die persoon ging volledig los… voor een bandje uit België! Er bestaan zelfs video’s van dat moment en dat is uiteindelijk waar je het allemaal voor doet.
Eigenlijk heb je toch al mooie dingen gezien.
We mogen zeker niet klagen, we blijven bezig en geven niet op. Maar de concurrentie wordt er niet minder op. Goede bookers, die overal binnenraken, zijn zeldzaam. Ze groeien niet aan de bomen, zoals men zegt. Het is niet altijd makkelijk, maar we blijven voortploegen. We zijn er nog niet, en er staat nog heel wat te gebeuren richting volgend jaar. Daarover kan ik voorlopig nog niet veel kwijt. Hopelijk kunnen we komende zomer wat meer festivals doen, want dat is de laatste jaren echt belangrijk geworden. We hebben al een paar keer op Alcatraz gestaan, en Graspop uiteraard, wie wil daar nu niet spelen? We hebben dat geluk al eens gehad. Maar het blijft een uitdaging. Festivals krijgen honderden aanvragen binnen. Dan komt het erop aan: is je product kwalitatief goed? Is alles in orde? Ken je de juiste mensen, gebruik je de juiste kanalen, val je genoeg op? Dat hoort er allemaal bij, daar valt weinig aan te doen. Toch blijft het plezant. Niet alles lukt, maar er lukt wel veel. En als het morgen zou stoppen, kunnen we terugkijken op een prachtig parcours. Zonder compromissen af te sluiten en we zijn altijd erg integer geweest.
Jij werk ook als journalist/reviewer voor het magazine Rock Tribune. Ben je dan extra kritisch als je je eigen werk beluistert of speelt dat geen rol?
Nee, je blijft altijd kritisch voor jezelf. Je probeert telkens het beste van jezelf te geven en iets af te leveren waar je echt tevreden mee bent. Natuurlijk, als je het vijf jaar later opnieuw beluistert, zal er altijd wel iets zijn waarvan je denkt: dat zou ik nu anders doen. Maar op dat moment leef je in het nu. Je blijft kritisch tot je oprecht kan zeggen: dit is het, hier staan we achter, hier zijn we tevreden mee. En dan laat je het los. Dan is het klaar.
