Eternal Champion – Ravening Iron
No Remorse Records
Release datum: 20 november 2020
“Een lekker pot US metal zonder heel veel poespas maar wel met oog (oor) voor melodie, hele lekkere gitaarriffs en, het valt op, fantastisch drumwerk van Arthur Rizk.”
Erik Boter I 06 november 2020
‘Ravening Iron’ is het tweede studioalbum van het uit Texas afkomstige Eternal Champion. Mijn gebrekkige Engels zorgde ervoor dat ik in eerste instantie dacht met een eeuwige paddenstoel te maken te hebben, maar niets is minder waar. Eternal Champion is een band die zich bezighoudt met het maken van melodieuze heavy metal. Gewoon, een lekker pot US metal zonder heel veel poespas maar wel met oog (oor) voor melodie, hele lekkere gitaarriffs en, het valt op, fantastisch drumwerk van Arthur Rizk.
Dat één van de twee gitaristen Ibanez van achteren heet, zal wel een grapje zijn. Blake heet hij van voren en met zijn collega Nujon Powers legt hij een lekker tapijt van riffs neer waar zanger Jason Torpey overheen kan zingen. Torpey is een prima zanger maar wat beperkt; hij zingt constant in dezelfde regionen zonder veel bijzondere uithalen naar hoog of laag. Ik vond dat niet storend maar het zou de luisteraar op den duur wat saai in de oren kunnen gaan klinken. Hoewel de band totaal andere muziek maakt dan Queen, is de invloed van de Engelse band hier en daar op te merken en dan vooral in het gitaarwerk. Dat is goed te horen op de titeltrack ‘Ravening Iron’ maar vooral in het intro van ‘Coward’s Keep’ dat rechtstreeks gejat is van het intro van ‘Tie Your Mother Down’ (de studioversie van ‘A Day At The Races’) van de Britten.
De Texanen headbangen er lekker op los in ‘Worms of the Earth’ (Armored Saint achtig, qua muziek in ieder geval) en schakelen juist weer een aantal versnellingen terug op het instrumentale ‘The Godblade’ dat spannend wordt opgebouwd rond een stemmig thema en dat een intro lijkt te zijn voor het navolgende ‘Banners of Arhai’ dat in hetzelfde tempo start maar aan het einde van de track een mooie en heavy apotheose krijgt. Het is meteen de laatste track van het album dat met 35 minuten wel wat kort duurt voor deze tijden. De productie is dik in orde en het hoesontwerp ziet er geweldig uit. Niet alleen vanwege de vrouwelijke rondingen maar ook doordat Ken Kelly (o.a. ‘Destroyer’ en ‘Love Gun’ van KISS, ‘Rising’ van Rainbow) er weer wat moois van heeft weten te maken.