Lords of Metal
Arrow Lords of Metal

Arrow Rock Festival 2020 – Tribute To Memory Lane – IJsselhallen Zwolle – 25 januari 2020

Een dagje struinen op een oergezellige kofferbandmarkt in Zwolle”
Aangeboden: opgegraven ouwe lijken! Voâh wènig: teren op ouwe roem! Ja, kom er maar in: liften op andermans succes! Ja jongens en meisjes, het is vandaag ouwe koeiendag. Goedkoop jeugdsentiment. Afijn, zo kan ik nog wel even doorgaan. Arrow Rock Festival: het bezorgt mij een gehinkepink op twee gedachtes. De ene gedachte is: ik kan wel wat beters verzinnen op mijn vrije zaterdag dan te gaan kijken naar coverbandjes die ouwe moppies op zijn Hennie Huismans herkauwen. De andere gedachte is tweeledig. Het is tenslotte deels onze naamgever van Arrow Lords Of Metal en daarbij: de voor vandaag bij elkaar verzamelde coverbands spelen iconische artiesten die ik toch wel heel erg hoog heb zitten, maar die inmiddels grotendeels in verregaande staat van ontbinding verkeren. Van Deep Purple en Lynyrd Skynyrd via Motörhead tot Status Quo: The Originals liggen diep gerimpeld te zuchten op hun laatste, kreupele benen vol spataders en zijn (natuurlijk) geen schim meer van hun roemruchte verleden. Áls ze al niet zes voet diep onder de zoden liggen. Nee, dan hoor ik bij nader inzien toch liever uitvoeringen van de volgende generatie jonge honden die nog wel de juiste vibe, de hoogste noot en de ruigste riff weten te brengen. Zeker als het niet de eerste de beste na-aapbandjes zijn.
Dus vooruit, laat De Grote Karaoke Rockshow maar beginnen. En stiekem heb ik er eigenlijk best wel zin in. Ook omdat het een festival is waar ik mijn vriendin – wars van metal, warm van rock – voor weet te porren. Kortom, we gaan een dagje struinen op een oergezellige kofferbandmarkt in Zwolle.
01/02/20 I Tekst: Evil Dr. Smith & Ramon I Foto’s: Evil Dr. Smith

En gezellig blijkt het te zijn. Dat zou je in eerste instantie niet vermoeden, omdat overal stond aangekondigd dat het evenement zou plaatsvinden in de IJsselhallen. De betonnen galmbak waar nog minder sfeer en meer zweren rondwaren dan in een gemiddeld concentratiekamp (herinnert u zich “Auschwitz, the meaning of pain” nog?). Maar wat blijkt? De IJsselhallen is een heel complex aan hallen en één van die hallen, de Meerhal, blijkt wel degelijk te zijn omgetoverd tot een sfeervolle entourage. Het eerste deel is een grote barruimte met krukken, stoelen en banken, het tweede deel is een nog iets grotere ruimte dat dienst doet als eetkantine annex cd-, platen- en hebbedingetjesmarkt en de zaal zelf kan zo’n 2000 bezoekers aan. Die zijn er niet allemaal, maar in de loop van de dag zijn er toch zo’n 1650 hoofden te tellen. Vooral oudere hoofden. Mijn vermoeden dat er weinig twintigers rondlopen wordt bevestigd. Het zijn vooral veertigers, vijftigers, zestigers. Soms zelfs nog ouder. Toch zie ik ook jonge en zelfs veel jongere snoetjes rondlopen, niet zelden aan de hand van hun ouders of grootouders. Het zorgt voor een gemoedelijke, vriendelijke sfeer.

Het podium is in tweeën opgedeeld. Een linkerdeel en een rechterdeel. Speelt de ene band links, dan wordt het rechterpodium klaargezet. En vice versa. Zodoende hoeven we nooit langer dan een minuut of vijf te wachten op de volgende act. Elke band speelt een minuut of vijftig, zodat als je niks met een bepaalde band hebt, je nooit lang hoeft te wachten. De huis-dj heeft vandaag een snipperdag.

 

LYNYRD SKYNYRD
Rond kwart voor twee is de openingsband al een kwartiertje aan de gang. Het Belgische From The Road eert naar eer en geweten de southern rock van Lynyrd Skynyrd en zij zijn een belangrijke reden voor mij om op tijd in Zwolle te zijn (wat dus bijna lukte). Vorig jaar had ik namelijk naar alle waarschijnlijk de allerlaatste kans gemist om ‘Free Bird’ door de originele band te kunnen zien (of wat er van de band over is) op het Holland International Blues Festival in Grolloo en ik moet en ik zal toch eindelijk eens de moeder aller gitaarsolo’s live ondergaan. De Vlaamse zevenmansband ziet er redneck-approved uit: baseball-cap, houthakkersshirts en zelfs de vlag ontbreekt niet, al is het geen vlag van de Geconfedereerde Staten, maar een of andere piratenvlag uit een carnavalswinkel. Ik schreef hierboven iets over jonge honden, maar minimaal vier van de zeven leden zijn behoorlijke greynecks en ogen van dezelfde generatie als hun idolen. Het drukt de pret niet, want de laatste vier nummers die ze spelen zijn de vier bekendste hits. De al bijna evenzo fantastische powerballad ‘Simple Man’ weet mij meteen naar voren te lokken, waar het publiek in een schuchtere hoefijzeropstelling nog op behoorlijke afstand van het podium staat te schijtebakken. Dat ligt niet aan de kwaliteit van de band, want die speelt met verve de rock& roller ‘Gimme Three Steps’ en zelfs met het onvermijdelijke zeiknummer ‘Sweet Home Alabama’ (ja, het is een zeiknummer) weet de band mij (en een bescheiden deel van het publiek) mee te laten zingen. Er is dan nog tien minuten tijd over. En die tijd moet natuurlijk worden ingeruimd voor dé epic. Het southern rock-icoon. De godzaligste triple gitaarsolo’s die ik letterlijk in mijn graf zal meenemen. Honderdduizend keer geluisterd, dus met een kritisch oor luister ik naar hun uitvoering. Maar halverwege het nummer wint de opwinding het van mijn kritisch luisteren. Ook omdat de band er een perfecte, elf en een halve minuut-durende monsterversie van maakt. Mijn nekspieren missen geen moment de heren Rossington, Collins of de in 2018 ons ontvallen Ed King. En waar Rick Medlock bij Lynyrd Skynrd tegenwoordig in zijn eentje vooral in de spotlights staat tijdens de solo-orgasmatron, daar worden de solo’s bij From The Road meer verdeeld onder de gitaristen. Fantastische uitvoering en de rest van de dag wrijf ik over mijn pijnlijk rood gezwollen nek.

Over orgasmatron gesproken: nog geen minuut nadat ‘Free Bird’ is weggevlogen, zijn de drie heren van Snaggletoöth op het andere podium al ingeplugd. It’s Motörhead time!

Nou Ramon: kom d’r maar in!

MOTÖRHEAD
Dankjewel voor de ruimte, Evil Doctor. Evil Dr. Smit wilde het hele festival wel recenseren, maar alle oudgedienden bij ALOM weten  dat ik dat moet doen, want: ik ben degene, Orgasmatrene. Het legendarische Motörhead wordt vanmiddag vertolkt door het Nederlandse Snaggletoöth, met zanger Lloyd “Kiltmister” Koolen als spitting image van zijn idool. Als hij het geld had zou hij de wratten nog aan laten brengen om nog meer op zijn held te lijken, volgens mij. Op drums zien we ex God Dethroned, Asphyx , Inhume, Kill Division drummer Roel Sanders; gitarist John Kuijpers is onder meer van Black Velvet en Syracuse. De ironie wilde dat Motörhead zelf ook ooit in deze zaal stond, ter promotie van óf ‘Sacrifice’, óf ‘Overnight Sensation’. Die dag ervoor was er nog een veemarkt geweest, waardoor bij wijze van uitzondering je gehoor niet het enige was dat op de proef werd gesteld bij een Motörheadconcert. Snaggletoöth doet prima werk. De liefde voor het repertoire druipt er van af, waarbij de keuzes soms opvallend zijn. Je kan knaller na knaller spelen en songs als ‘Orgasmatron’, ‘Stay Clean’, ‘Iron Fist’ en natuurlijk ‘Ace Of Spades’ ontbreken dan ook niet, maar hier en daar krijgen ook wat persoonlijke voorkeuren doorgang, met onder meer (”this one’s for the ladies”) ‘In The Name Of Tragedy’. Het publiek is nog niet helemaal warm, maar vooraan komen lukt al niet meer, daar is genoeg enthousiasme te vinden. Zo hard als Motörhead destijds was het natuurlijk niet, dat zou ook teveel een stempel op de rest van de dag drukken, maar de band laat een meer dan behoorlijke indruk achter.

UFO
Na de rock&roll-punkmetal van Motörhead is het tijd voor weer wat meer nuance in de muziek. Dat is welbesteed aan het Britse Rock Bottom die het rijke oeuvre van UFO overbrengt naar de volgende generatie(s). Ik ben zijdelings met hun muziek opgegroeid en ken het repertoire niet van binnen naar buiten, ondanks dat ik al hun werk uit de jaren 70 in de kast heb staan. We bleven dan ook iets te lang met een organisator van het festival in de eetruimte klessebessen, totdat hij er ons fijntjes op wees dat UFO al aan de gang was. Laat dat middels ‘Love To Love’ prompt een van mijn favoriete UFO-nummers zijn. Misschien nog wel gaver dan hun epic ‘Rock Bottom’ die de gelijknamige band natuurlijk ook speelt. Met verve. Gave gitaarsolo’s en best vermakelijk dat een relatief jonge gozer in een coverband er met een zwart-wit gestreepte spandexbroek bij durft te lopen. Verdomd goede zanger ook, trouwens. Phil Mogg’s graatmagere lijf past er wel drie keer in, maar hij zal trots zijn op zo’n goede vertolker van zijn zanglijnen. ‘Lights Out’ komt nog voorbij, het geweldige ‘Doctor Doctor’ ook natuurlijk en de band sluit af met het mijns inziens wat suffe, maar makkelijke mee te swingen ‘Shoot Shoot’. Niet alle classics zijn terechte klassiekers. UFO is momenteel met hangen en wurgen bezig aan hun afscheidstournee (toetsenist Paul Raymond overleed tijdens de tournee; hopelijk blijft het daarbij), maar hun repertoire zal op de planken in goede handen blijven bij Rock Bottom.

THIN LIZZY
Phil Lynott isn’t dead, he’s alive! Ik moet wel lachen als ik Dizzy Lizzy uit Engeland op het podium zie verschijnen. De zanger/bassist van de band heeft zich in zwart leer en zilverkleurige spikes gehuld en met zijn koffiebruine huidskleur, snor en kroeshaar lijkt hij sprekend op de frontman van Thin Lizzy. Ik dacht heel even dat hij misschien urenlang bij de grime heeft gezeten om zich een bruine kleur aan te meten, maar nee: het is geen variant op de zwartepietendiscussie, hij is van nature bruin. Bij nadere bestudering zelfs twee tinten donkerder dan Phil zelf. Dankzij de typerende, wijdbeense poses lijkt het echter wel alsof je écht naar Phil kijkt, iets dat ik nooit heb kunnen doen, want zó oud ben ik nu ook weer niet. Eerlijk gezegd vergaat het lachen wel een beetje als de band begint te spelen. Dat komt vooral door één enkele vingerbeweging van H (zoals deze Phil Lynott-imitator zich noemt). Aan het begin van de set kijkt hij naar de geluidstechnicus, wijst op zijn basgitaar en steekt zijn wijsvinger omhoog. Had hij dat nou maar niet gedaan. De ritmesectie en met name zijn bas staat veel te hard in de mix, en het gitaargeluid sneeuwt volkomen onder. Zelfs tijdens de solo’s. Meteen al bij het openingsnummer ‘Jailbreak’ moeten we meeklappen, maar dat was te vroeg, want de sfeer zit er nog niet in. En die komt er ook niet echt in. Mede doordat H ook geen geweldige zanger is. De gelijkenis is ook qua zang te horen, maar ik mis de bluesy warmte en ingehouden felheid van Phils stem. Natuurlijk zijn nummers als ‘Waiting For An Alibi’, ‘Rosalie’, ‘Dancing In The Moonlight’, ‘Are You Ready’, ‘Boys Are Back In Town’ en ‘Don’t Believe A Word’ te goed om te kunnen vergallen, maar als een van mijn favoriete nummers ‘Cold Sweat’ te langzaam word gespeeld en de vette riffs en solo’s nauwelijks hoorbaar zijn, raak ik toch een tikkie teleurgesteld. Gelukkig komen de machtige riffs in mijn andere favoriete Lizzy-nummer ‘Emerald’ beter uit de speakers, zodat ik toch weer met een verbeten glimlach mijn pijnlijke nekspieren nog wat meer kan martelen. De band sluit af met, hoe kan het ook anders op een tribute festival, hun versie van ‘Whiskey In The Jar’, maar die wordt zo rommelig gespeeld dat het zelfs de mondhoeken van mijn vriendin naar beneden trekt. Met een beter geluid was dit vast geen gemiste kans.

SCORPIONS
Waren de hardrockmoves van Dizzy Lizzy nog vermakelijk, wat het eveneens Britse sCOPYons vervolgens doet tijdens hun Scorpions set tart alle etiquettewetten. Werkelijk alle denkbare hardrockposes, potsierlijke pasjes en headbangclichés worden uit de kast getrokken alsof Steel Panther een stel houten horken zijn. Goed, niet iedereen hoeft er bij te staan als een stel opgebaarde lijken zoals Slayer, maar dit schuurt tegen slapstick aan. Ik kan er een minuut of twintig met een glimlach naar kijken, maar als in die tijd de Klaus Meine-lookalike niet eens de moeite neemt om zijn zinloze zonnebril af te zetten, noch de gitarist die er een beetje uitziet zoals Rudolf Schenker in de jaren 80, dan begint de gimmick een beetje tegen te staan. Daarbij staat het geluid behoorlijk hard en schel – zeker vergeleken met de wat doffe seventies-sound van Dizzy Lizzy – waardoor het normaliter nasale stemgeluid van Klaus Meine niet eens (als dissonant) opvalt. Spelen kunnen ze trouwens wel. ‘Lovedrive’ knalt er meteen lekker in (net als de tweede gitarist die met zijn hoofd tegen de hangende speaker knalt), al wordt het wat zeikerige ‘Rhythm Of Love’ niet al te enthousiast ontvangen. Dat lukt, natuurlijk, stukken beter met ‘The Zoo’ en ook ‘No One Like You’ wordt goed ontvangen. Inmiddels krijgt mijn vriendin stalpoten van het staan. Aangezien ik vermoed dat ze ‘Rock You Like A Hurricane’ nog wel zullen spelen en mijn favoriet ‘Yellow Raven’ juist niet, besluiten we even de benen te strekken in de bar. Ook omdat ik de volgende coverband zeker in zijn geheel wil zien.

JUDAS PRIEST
Rond kwart over vijf staan namelijk de vier muzikanten van Metal Attack op het podium om hun interpretaties te brengen van de metal hymnes van Judas Priest. Althans, dat was de bedoeling. Daags voor dit festival was de band genoodzaakt te moeten cancelen, maar de organisatie wist nog wel een andere Priest-tribute band op te trommelen: welkom Concrete Priest. In eerste instantie een tikje jammer, want in Metal Attack speelt Marcel Coenen, en dat is een van de smaakmakers in Nederland Gitaarland. Maar Concrete Priest blijkt ook zijn mannetje te staan. Wat heet, als na het intro ‘The Hellion’ de zanger tijdens ‘Electric Eye’ het podium betreedt, nouja, noem het teistert, dan weet ik even niet goed wat ik ervan moet denken. De zanger heeft een dusdanig ‘bijzonder’ imposant postuur dat je waarschijnlijk niet kan afschuiven op overmatige bierconsumptie of McDonalds-fetisjisme, daarvoor zijn zijn immense verhoudingen en proporties te merkwaardig verdeeld. Zijn zangkwaliteiten zijn echter van elke kritiek ontheven. We horen hier een Rob Halford in zijn gouden jaren (ergo: véél beter dan ome Rob vandaag de dag) en binnen de kortste keren leidt zijn postuur niet meer af. En dat niet alleen, de band kiest ook voor een setlist die bijna helemaal op mijn smaak is afgestemd. Vreesde ik op voorhand nog op een set stompzinnige meezingers en eenvoudige beukers van ‘British Steel’, dit bleef gelukkig beperkt tot de onvermijdelijke ‘You’ve Got Another Thing Comin’’ en het toch wel lekkere ‘Breakin’ The Law’. Het is met afstand de jongste band van de dag (waarover de zanger nog een snerend grapje maakt met betrekking tot de leeftijd van het publiek), maar ze spelen louter repertoire uit de Priest-periode 1974-1982. En niet de meest voorspelbare, want ik had niet gedacht ‘The Ripper’ te horen. Om nog maar te zwijgen over de twee covers van ‘The Green Manalishi’ (Fleetwood Mac) en zelfs ‘Diamonds And Rust’ (Joan Baez). Misschien jammer als je als coverband twee covers van de gecoverde band covert, maar ze worden met stijl en flair gebracht. De stijl wordt zelfs geil als ze zich vervolgens wagen aan mijn tweede all-time favorite die ik deze dag hoor: na ‘Free Bird’ wordt het ontzagwekkende ‘Victim Of Changes’ gebracht. En ook nu is het een kleine acht minuten puur oorgasme. Te gekke uitvoering en meer in de authentieke stijl die op ‘Sad Wings Of Destiny’ is te vinden dan de metal-sound die Judas Priest er tegenwoordig zelf aan geeft. Concrete Priest (die trouwens toch nog hulp krijgt van Metal Attack-gitarist David Maes) gooit er daarna ook eens ‘Exciter’ uit, hoe fijn. Ze sluiten af met ‘Hell Bent For Leather’ (zanger, gekscherend: “Ik wil een circlepit zien en stagedivers!”) dat opvallend weinig door het publiek wordt meegebruld. Om nog wat te zeiker: stom dat ze ‘Sinner’ niet speelden, maar nog stommer dat het publiek nogal lauw en tam reageerde op de band. De band verdient beter. NB: collega Ramon zat natuurlijk weer op ‘Painkiller’ te hopen, zó cliché.

MARILLION
De volgende band krijgt echter wel wat het verdient. Het is inmiddels zes uur ‘s avonds, de zaal begint echt gevuld te raken en vanaf nu zijn het, met alle respect, geen “amateurbands” meer, maar professionele geoliede machines die niet zelden zelf albums hebben uitgebracht. Zoals StillMarillion die de Fish-era van Marillion levend houdt. Ik ben véél meer van Fish dan van Hogarth, dus dat komt goed uit. Gezegend met een perfect geluid en een fokking goede zanger die precies de timbre (en het postuur) van Fish heeft, weet de band met ‘Script For A Jester’s Tear’ en (mijn op een na favoriet) ‘Assassing’ het publiek meteen voor zich te winnen. Er wordt meegezongen, gedanst en er komt een grote krul op de mondhoeken van het publiek. ‘The Last Straw’ wordt gespeeld en het begint me op te vallen dat het allemaal wel erg gelikt en gesmeerd klinkt. Ik mis, misschien ten onrechte, een beetje de mysterieuze, ongrijpbare ondertoon die in Marillions werk rondzingt. Het lijkt ook alsof de band net iéts te gehaast speelt: het is meer party dan arty. Maar als de zanger een rode circusjas aantrekt, dan weet je dat het tijd is voor ‘Kayleigh’ en het mijns inziens nog mooiere ‘Lavender’ en krijg ik toch een beetje een branderig gevoel in mijn ogen. Na ‘Incommunicado’ kondigt de zanger, veel te vroeg, aan dat het tijd is voor de laatste twee nummers (maar niet voordat hij uitgebreid wat zelfpromotie en allerhande Facebooksites aanprijst: tsja, er moet toch brood op de plank, ook bij coverbands). Dat zijn, niet verrassend, de prijs- en meezingnummers ‘Garden Party’ en ‘Market Square Heroes’. Mijn favoriet en véél te lange ‘Grendel’ spelen ze natuurlijk niet (al zie ik dat ze die vorig jaar wel in De Boerderij speelden), dus het wordt tijd voor de catering. Dat trouwens nog wel een puntje, zeg maar punt, tot verbetering is. Slechts twee kraampjes moeten de dik 1600 bezoekers bedienen. Veel te weinig natuurlijk. En als vegetariër kom je helemaal van een koude kermis thuis. Dat ben ik niet en de pulled pork met zuurkool en gebakken uitjes smaakt erg goed.

STATUS QUO
Ik mis door de versnapering het begin van het in Essen, Duitsland residerende Piledriver die zich vastbijt in het werk van Status Quo. Ach, die stampende boogierock zal vast wel door meer mensen worden uitgekozen om een hapje te eten. En ik zit toch niet zo te wachten op zeurdeuntjes als ‘In The Army Now’, ‘The Wanderer’ en dat oubollige rock&rollertje ‘Anniversary Waltz’. Ik verslik me echter bij binnenkomst in mijn laatste restjes pork. Een muur van geluid dondert op me af, de zaal springt op en neer voor een hevigere beving dan ze ooit in  Groningen zullen voelen en op het podium zie ik de vonken ervan afspatten. Als ik mijn ogen half dichtknijp lijk ik Francis Rossi met zijn sluike haar en zelfs de krullenkop van wijlen Rick Parfitt te zien. Ach, wat stom van mij. Ik had natuurlijk moeten weten wat een opwindende liveband Status Quo ooit was en in het oostelijke, rurale deel van Nederland leeft deze “boerenrock” veel meer dan in het randstedelijke. Piledriver bedient het publiek precies wat het wilt en eindelijk is de tent wakker geschud. De band slingert vervolgens ‘Don’t Waste My Time’, ‘Whatever You Want’ en ‘Rockin’ All Over The World’ (hé, er is blijkbaar ook een toetsenist?) over het publiek en iedereen, van jong tot oud, springt, zingt en danst mee. Zoals een tienjarig meisje in een AC/DC-shirt dat helemaal vooraan uit haar dak gaat, naast een (haar?) oma die ik dik in de zeventig schat. En ja hoor, tijdens de überboogiestomper ‘Down Down’ barst de eerste (en enige) moshpit los. Ik vermoed van niet, maar zou de band in het begin van de set ook mijn favoriet ‘4,500 Times’ hebben gespeeld? Ik krijg spijt dat ik ze niet helemaal gezien heb. De band sluit feestelijk af met ‘Bye Bye Johnny’.

THE DOORS
Wat een contrast is het vervolgens met het Belgische Hollywood Bowl die het werk van The Doors vertolkt. Was het bij Status Quo een dampende, kolkende massa van energie en bruisende gezelligheid, tijdens The Doors is het een en al kouwelijke afstandelijkheid. Nu is de muziek van The Doors ook meer luistermuziek en evenzogoed danst er nog wel een verdwaalde dame op leeftijd haar eigen nostalgie tegemoet, maar de kilheid straalt van het podium. Dat is met name te danken aan de bebaarde zanger die met zijn leren jack, cowboyhoed en oversized zonnebril lijkt alsof hij zojuist van de filmset van Quentin Tarantino’s Django Unchained is komen lopen. Hij stond erbij alsof hij heel vol van zichzelf is, maar er was geen enkele klik tussen hem en publiek. Het schijnt dat Jim Morrison in zijn laatste jaren op het podium zich ook veelal als een dronken, arrogante klootzak gedroeg, maar om die arrogante klootzakkerige uitstraling nu over te nemen lijkt me niet nodig. Het zal wel een Waals dingetje zijn (generaliseer ik hier? Jawel!). Evenzogoed, en dat moet geschreven worden: de band speelt wel een puike set. Ze weten het repertoire verdomd goed neer te zetten. ‘Not To Touch The Earth’, ‘Love Her Madly’, ‘Alabama Song (Whiskey Bar)’, ‘Five To One’, ‘L.A. Woman’, ‘Roadhouse Blues’ en ‘Love Me Two Times’: ze weten het overtuigend te copy/pasten en dat lijkt me helemaal niet zo’n gemakkelijke opgave. En het machtig prachtige ‘The End’ wordt zelfs bloedstollend overtuigend vertolkt, waarbij de unheimische sfeer juist goed aansluit op de afstandelijke podiumpresentatie. Actie = reactie en dus blijft het publiek ook wat kil reageren, ook tijdens de twee klassieke meezingers ‘Break On Through (The Other Side)’ en ‘Light My Fire’.

 

URIAH HEEP
Na de koude bedoening werd de temperatuur snel weer opgevoerd door Circle Of Hands uit Duitsland. Kenners weten dat het dan tijd is voor een klein uurtje Uriah Heep, een band die ik al vanaf dat ik een heel klein hardrockertje was een warm, heel warm hart toedraag. Warmer dan welke andere classic rockband dan ook. En ook een van de weinige bands die tegenwoordig nog steeds goede albums uitbrengt én nog een geweldige live band is. Wat dat betreft maakt dat een coverband als Cirle Of Hands mijns inziens een tikje overbodig, maar natuurlijk verdomd leuk om mee te pikken. Al is het omdat deze band zich concentreert op het oeuvre uit de periode van David Byron (tot 1976) en daar gaat mijn hart toch vooral naar uit, hoe goed hun huidige albums van de afgelopen twintig jaar ook zijn. Ik word op mijn wenken bediend. De band vangt aan met een prachtige uitvoering van ‘Sunrise’ en weet daarna het publiek mee te laten “whoe-hoe’en” op het heerlijke ‘Stealin’’. Daarna komt mijn een na favoriet, ‘Gypsy Queen’, en terwijl ik bloederige scheuren in mijn spieren headbang, valt de participatie van het publiek me toch een beetje tegen. Godsakke mensen, dit is toch een nummer om uit je plaat te gaan? Dat kan ook als je zestig bent, hoor. Ik bedoel, Mick Box zelf is al 72. Afijn, het publiek luistert liever. Ook goed. De band vervolgt met het niet door mij verwachte, maar fraaie ‘Rainbow Demon’ en daarna mijn op twee na favoriete Heep-song ‘Look At Yourself’. De zanger houdt zich iets in tijdens de hoge gillen, maar kwijt zich toch overtuigend door het repertoire. Natuurlijk moet ook hun bandsong, ‘Circle Of Hands’, wordt gespeeld, net als de onvermijdelijke hit ‘Easy Livin’. Godzijdank heeft de korte speeltijd de band er echter niet van weerhouden om dé Heep epic, het monsterlijk mooie ‘July Morning’ van de setlist te skippen. En zo krijg ik na ‘Free Bird’ en ‘Victim Of Changes’ een derde nummer die in mijn Top 10 aller tijden staat te horen. Ja, daar word ik blij van. Zeker met alweer zo’n meesterlijke uitvoering. De band sluit af met, volgens de zanger “the one song that is missing.” Als de drummer de beat inzet van ‘Lady In Black’, beginnen twee door drank benevelde goochemerds naast mij “Take me down to the paradise city” te zingen. En verdomd, het klopt nog ook. Nadat iedereen hartstochtelijk mee heeft “ge-aah-aah-aaaahd” op de balladeske evergreen, is het helaas alweer voorbij.

Deep Purple
De laatste band van de dag en we moeten liefst tien hele minuten wachten eer Purpendicular ein-de-lijk op het podium staat. Ja, met zulke strakke speelschema’s word je als bezoeker snel verwend. Maar even na tienen staat de Deep Purple coverband op de planken en de zanger annex blonde krullenbol heeft een wollen ijsmuts en dikke zonnebril op en begroet ons met een stevige, in Ierse whiskey gedrenkte grijns: “Goodmorning! I just got out of bed.” Eh, is dit een gimmick? Maar nee, de band schiet uit de startblokken met het heerlijk up-tempo ‘Fireball’, knalt daarna door met ‘Stormbringer’ en godsallemachtig, wat is die zangert goed zeg! Al snel gooit hij die ijsmuts en zonnebril weg, zodat de gimmick een echte act blijkt te zijn. Gelukkig. Ogenschijnlijk met het grootste gemak haalt deze Robby Thomas Walsh de hoogste uithalen: of het nu de krijspartijen van Ian Gillan zijn, de ijselijke gillen van Glenn Hughes of de bronstige schreeuwpartijen van David Coverdale. Daarbij ziet hij er ook uit als een symbiose van Glenn, David en Ian, maar wel met een natuurlijke uitstraling, zonder dat hij verkleedpartijflauwekulligheidjes heeft moeten plegen. En dat hij een gouden strot heeft, dat weet hij en laat hij dan ook met grote regelmaat horen. Maar het kan en mag, het is (net geen) overdaad en voegt toe aan de algehele feestvreugde. Ze gooien er zelfs een funky intermezzo in waarin we moeten meeklappen, als prelude op ‘Space Truckin’’. En een van de kortste Deep Purple nummers, ‘Black Night’, wordt uitgesmeerd in een tien minuten durende jam, inclusief de blues standard ‘Sweet Home Chicago’ (die Robert Johnson al in 1936 opnam) en ‘Roadhouse Blues’ (hé, die hadden we deze avond al eerder gehoord). Intussen weet Robby enige tegeltjeswijsheden te delen, zoals “It’s very important not to be sober during the weekend.” Het is vanavond de enige band die een solospot geeft aan de toetsenist. Met een uurtje speeltijd wat onzinnig, maar vooruit: hij kan leuk spelen. Al had in plaats van die jam en die orgelsolo er best een ‘Speed King’ uitgeknald mogen worden. Daarentegen spelen ze wel ‘Perfect Strangers’ en dat is een zeer aangename verrassing. Toch het beste Deep Purple nummer van de afgelopen 45 jaar. Humor heeft de band ook als het haar iconische nummer dreigt te gaan spelen, maar inzet met de akkoorden van ‘Stairway To Heaven’. Daarna is dan toch echt tijd voor ‘Child In Time’. Het nummer haalt net mijn Top 10 aller tijden niet, maar hun versie zie ik Deep Purple echt niet meer nadoen: wat geeft Robby een fantastische masterclass krijsen. Alhoewel, niet meer nadoen? Het schijnt dat Ian Paice de laatste jaren in deze band meespeelt, en dat is wel curieus: de originele drummer in de coverband. Ik heb er niet op gelet, ik wist dit ook pas achteraf, maar ik meen dat Paice er deze avond niet bij was. Als afsluiting van de festivaldag is er maar één nummer te bedenken en dat is… juist ‘em. En terwijl iedereen meebrult strooit Robby nog een laatste wijsheid over ons uit: “Be happy all the fucking time!”

Resumerend: een tribute feest is natuurlijk niet the real thing, zoals de line-ups bij de oorspronkelijke Arrow Rock Festivals in de jaren nul. Maar toen waren de bands al aardig op leeftijd, zoals op de editie van 2004 die ik bezocht. Inmiddels zijn we vijftien jaar verder en ben ik van mening dat ik liever enthousiast raak van een kick-ass coverband dan dat ik met plaatsvervangende schaamte de originele band zijn laatste adem eruit hoor knarsen, piepen en kraken. Met deze opzet is deze eerste editie al behoorlijk goed geslaagd, op de karige catering na. Ik heb begrepen dat dit een vaker per jaar terugkerend festival wordt, ook op verschillende locaties. Nou, er is nog wel een blik aan coverbands open te trekken. Grote kans dat ik weer kom kijken, want ik hink inmiddels niet meer op twee gedachtes. ‘Vooral doorgaan!’ zouden Barry Stevens en ik zeggen.

Check de onderstaande socials voor meer informatie over Arrow Rock festival Tribute 2020